Dertien minuten

Ik sta op de klokkentoren ‘Torre dell’Orologio’ in Lucca en heb alle tijd van de wereld. Vandaag kan ik zoveel kerken bezoeken als ik wil. Alleen zijn er hier niet zoveel spraakmakende.

Hoe anders is dat in Rome of Florence. ‘Vandaag mag je één kerk bekijken. Je mag er zolang blijven als je wilt. Als het maar bij één blijft.’ Dat was wat Jasper zei tijdens ons laatste bezoek aan Florence. Dat moest dan wel de ultieme, meest bijzondere kerk allerkerken worden. Een unieke beleving die ik nooit zou vergeten. Keer op keer las ik de beschrijvingen in de Lonely planet door. Keuzestress kroop in mijn lijf. Eén kerk Barbara, kies één kerk. Diezelfde vakantie waren we ook op bedevaart naar de ultramarijn-blauwe Scrovegni-kapel van Giotto in Padova geweest. Toen ik las dat in de Santa Maria Novelle een werk van Giotto hing, gaf dat de doorslag. Santa Maria Novelle zou het worden.

Daar aangekomen nam ik gretig de audiotoer in ontvangst. Meter voor meter tastte ik met mijn ogen de wanden, vloeren en het plafond af. Giotto, Masaccio, Filippino Lippi en nog veel meer kunstenaars die ik herkende uit de lessen kunstgeschiedenis. Zo doolde ik gelukzalig door de immense kerk. Jasper was allang afgehaakt en had zich, nadat hij foto’s had gemaakt, geïnstalleerd in de binnentuin. Ik mocht hier zo lang blijven als ik wilde, dus dat deed ik dan ook.

Na ongeveer anderhalf uur was mijn geest verzadigd en verlangde mijn buik naar iets anders dan geestelijke verrijking. Dus zocht ik Jasper die glimlachend zei: ‘Je wordt nog eens een non.’ Samen slenterden we verder door de stad, op zoek naar een schaduwrijk terras. Deze keer hadden we gelukkig nog energie om de rest van de stad te ontdekken. Hoe anders was dat toen we de eerste keer in Florence per se het hele Uffici wilden zien. Totaal uitgeput vielen we toen op het eerste het beste grasveld neer om geen stap meer te verzetten. Zoveel indrukken, zoveel schoonheid. Er schiet me te binnen dat er zoiets bestaat als een ´Florence-waan´. Mensen die totaal doorslaan na het zien van alle schoonheid om hen heen. Het wordt het ´Florence Syndroom´ of ´Stendahl Syndroom´ genoemd. Dat gebeurt natuurlijk niet alleen in Florence. Ook in Rome weet je van gekkigheid niet meer waar je moet kijken. Welke kerk je toch maar voorbij moet lopen zonder naar binnen te gaan. Ook in de St. Pieter en de Sixtijnse kapel in Rome waren mijn benen al moe en mijn hoofd vol voordat ik alles goed had kunnen bekijken. Het bekende gevoel bekroop me; dit is mijn enige kans. Ik moet alles hebben gezien, anders telt het niet.

Hoe anders is dat vandaag in Lucca. Ik sta hier op de toren, kijk naar de typisch Toscaanse rode daken en vierkante torens om mij heen. Ik geniet van het uitzicht op de glooiende Apennijnen erachter. Verder hoef ik even helemaal niets. Een klein overzichtelijk stadje omringd door stadsmuren zonder echte hoogtepunten. Dus ik kan ook even echt niet zoveel. Ik ben blij dat ik de lat eens een keer laag heb gelegd, rekening houdend met mijn nog niet helemaal fitte lijf en de Toscaanse hitte. Ik loop na ruim een half uur mijmeren, schrijven en foto´s maken naar beneden en bedenk me dan ineens. Het zou natuurlijk wel gaaf zijn de vier enorme bronzen klokken boven mijn hoofd te horen luiden en het radarwerk te zien bewegen. Dus draai ik me resoluut om en loop de paar trappen weer terug naar boven. Dertien minuten wachten nog. Even voel ik onrust opkomen. Dertien hele minuten wachten? Dan bedenk ik me dat ik dit als een meditatiemoment kan zien. Oh ja, het is goed zo. Rustig kijk ik weer om mij heen. Naar een toeriste met een fiks toestel, die met veel aandacht foto’s maakt. Telkens schuilt ze achter een stukje muur om het resultaat te bekijken, draait aan wat knoppen voor ze de volgende foto maakt. Ik probeer te ontdekken welk merk camera ze heeft. Jasper heeft een Canon. Dan bedenk ik me ineens dat het eigenlijk onzin is om te weten of ze dezelfde camera heeft als mijn vriend en laat ik het los. Weer kijk ik op mijn telefoon: nog vijf minuten. Ondertussen zijn al heel wat mensen voorbij gekomen. Een oudere Engelse praatgrage dame die net op de trap een Engelse heer heeft ontmoet, waarvan ik dacht dat het haar man was. Een jong Italiaans stel dat in het kwartiertje hier boven een hele fruittas verorbert. Een Duits gezin waarvan de man wil dat zijn vrouw tegen haar zin pal onder een van de vier klokken gaat staan. Een Amerikaanse moeder die haar jonge zoon met geduld uitlegt hoe hij het plein van het oude Romaanse Amfitheater kan zien door hem met zijn ogen het labyrint van daken vanaf de toren te laten volgen. Zijn opgetogen reactie als hij het plein ziet.

Als ik opnieuw kijk, is het 13:02 uur. De klokken luiden dus niet. Een licht gevoel van teleurstelling bekruipt me. En dan corrigeer ik mezelf: ach, hoe erg is het? Je hebt toch mooie foto’s van het stilstaande radarwerk? Mijn maag en zwalkende benen laten me ondertussen weten niet meer tevreden te zijn met die ene sloffe Lu-cracker dus vis ik beneden aan de toren nog een tweede uit mijn rugzak. Een Amerikaanse toeriste naast me vraagt of ik Engels spreek. In lange uithalen en met weidse gebaren vertelt ze dat ze in een kledingwinkel aan het rondkijken was toen ze ineens een jonge Aziatische zwangere vrouw met haar portemonnee in haar hand zag. Met hoge luide stem vervolgt ze: ‘I just gripped it from her hand. So you know. Be careful!’ Dan wensen we elkaar nog een fijne dag en loopt ze weg. Ze draait zich nog een keer om en roept: ‘Be careful!’

Met een beetje hernieuwde energie zoek ik een lunchplekje. Ook daarin zijn mijn ambities vandaag lager. Het hoeft nu niet dat ene bijzondere plekje te zijn waar geen toerist komt en dat alleen ik heb kunnen vinden. Dat is in het Brugge van Italië sowieso kansloos. Mijn enige eisen: licht verteerbaar en schaduwrijk. Ik loop het Amfitheater-plein op, scan het eerste menu op salade, loop één terrasje verder, voel een warme wind en loop terug naar de eerste. Als ik de menukaart in handen krijg, weet ik al wat ik wil en gelukkig staat het op de kaart: een salade met tonijn en ei. Mijn nog licht onrustige maag ontvangt de lichte salade zonder gemor. Hèhè, we zijn op de goede weg terug.

Ik kijk om me heen en denk onwillekeurig terug aan het Toscaanse stadje Sienna. Dat heeft ook een ovaal plein met hoge huizen eromheen. Of was het rond? Dat plein loopt een beetje schuin af. Elk jaar zijn er wedstrijden met paarden waar het hele stadje vanuit de wijde omgeving voor volloopt. Ook toeristen komen erop af. Wij waren er gelukkig op een normale dag. Die spektakels hoeven niet van mij. En zeker niet met paarden. Net als stierenvechten vind ik het pure dierenmishandeling, alleen maar voor plat vermaak. Waar ik ook een hekel aan heb, is de straatmuzikant die net op het plein neerstrijkt. Als vervelende zoemende muggen verstoren de meeste straatmuzikanten je eetlust. Daarna komen ze als honden met de pet bij je tafeltje schooien. Gelukkig zit ik deze keer op de achterste rij en blijft hij bijna midden op het plein. De eigenaar van een café aan de overkant maakt hem ook snel duidelijk dat zijn muziek niet sfeerverhogend werkt. Dus blaast hij snel de aftocht.

Ook ik pak daarna mijn boeltje en kijk op mijn telefoon. Helemaal tijdloos leven kan ik vandaag niet. Ik reken uit hoe laat ik de trein terug naar Pietrasanta moet hebben voor de laatste bus naar onze villa boven op de berg. Genoeg tijd nog voor de grote witte kathedraal, want een stad bezoeken zonder één kerk binnen te gaan is toch zoiets als zonder onderbroek de deur uitgaan. Rustig loop ik die kant op…

Lente!

Magnolia

Lente! – Het licht stroomt stil over mensen
Verwarmt hun blote benen en kruinen
Fonteinen wit hun bloesems in de tuinen
Stralen lichtheid na een donker bestaan

Nu zingt het nieuwe leven in mijn hart
Een grote stilte scheidt mij van de dingen
Zonder ballast opveren en springen
Uitgelaten dansen en zingen – heel hard

Dingen die rondom vaststaan
Of zich rond me in grote kringen bewegen
Stralen lichtheid na een donker bestaan

Lente! – Het licht stroomt stil over mensen
Nu zingt het nieuwe leven in mijn hart

_________________________________________________________________

Dit gedicht heb ik geschreven vanuit de schrijfopdracht om een nieuw gedicht te schrijven met (delen van) zinnen uit het gedicht Lente van Martinus Nijhoff uit De Wandelaar (1916). 

De anti-koolhydratenfundamentalist

noten

We rijden station Utrecht nog niet uit of de slanke brunette tegenover me diept een bakje uit haar Versace-tas. Als een vogel pikt ze een voor een noten en zaden uit het bakje en werkt ze stelselmatig naar binnen. Pfff, weer zo iemand die de godganse dag eet en toch slank blijft. Geërgerd kijk ik naar buiten en in de spiegeling van het raam zie ik mezelf. Vergeleken bij haar voel ik me een dikke vette pad.

Ze is vast en zeker zo’n discipel van de nieuwe gezondheidsmessias Kris Verburgh. Geen suiker, geen zuivel, zelfs geen aardappel of rijst predikt hij! Heel de schijf van vijf schiet hij met zijn Voedselzandloper aan flarden. Niets laat hij ervan heel. Heel de voedselketen zet hij op z’n kop.

Ik begrijp niets van zijn ingewikkelde formules en plaatjes van enzymen, glucose, sucrose en de glycemische index. Als een ware fundamentalist probeert hij mijn zwakke geest te bewerken en zaait hij angst: als je zo blijft eten is er geen ontkomen aan. In het raam zie ik een lijntje in mijn oorlel die me niet eerder is opgevallen. Dat is toch niet het ‘Frank-teken’? Volgens Kris duidt dat op een verhoogde kans op een hartaanval en zijn mijn dagen al geteld. Een gerimpeld vel, hart- en vaatziekten, diabetes, dementie en complete aftakeling liggen op de loer. Het is niet de vraag of je ten onder zult gaan, maar alleen wanneer.

Ik heb honger, maar iets houdt me nu tegen mijn boterham met roomboter en kaas te pakken. Ergens in mij fluistert een stemmetje: ´ja ik wil ook als een slanke twintiger over het strand huppelen en aanbeden worden door jonge mannelijke adonissen. Ja, ik wil.´ Een mantra echoot door mijn hoofd: ´Gij zult geen koolhydraten meer eten of gij belandt in de hel met alle andere witbroodeters. Maar er is nog hoop: bekeert ge tot quinoia en chiazaad en u maakt nog kans op een plaatsje in de gezonde hemel van eeuwige jongelingen.´

Op de cadans van de trein sukkel ik in slaap. Ik droom dat een volgeling van de Voedselzandloperssekte me heeft gehypnotiseerd en ontvoerd naar Quinoa-land. Geblinddoekt en geketend krijg ik te horen dat vanaf nu mijn dagelijkse voedsel uit fruit, noten en zaden bestaat. Als een junk die cold turkey afkickt, lig ik kwijlend aan de ketting en krijg een visioen van een boterham met volvette roomboter en mierzoete jam. Als de trein vaart mindert, schrik ik wakker.

De trein rijdt station Amersfoort binnen en de slanke brunette is uitgeknaagd. Met een zwierig gebaar slingert ze haar lege voederbakje in haar Versace-tas en schrijdt als een sierlijke kraanvogel op haar stilettohakken het perron op.

Ik denk weer aan de Voedselzandloper en het irriteert me, híj irriteert me met zijn gepreek over een leven lang fit en een eeuwige jeugd. Iedereen moet toch een keer ergens aan dood gaan? Ik pak mijn boterham met kaas uit mijn tas en neem een flinke hap. Heerlijk!

Op een kort leven lang genieten!

Gestrande liefde

Een aarzelend stroompje
streelt zacht mijn tenen

Een kabbelend beekje
kietelt aan mijn knieën

Een gezwollen rivier
zwelt om mijn middel

De sterke stroming
sleurt me aan mijn schouders mee

De golven rollen over me heen
trekken me naar open zee

Ik rol over de golven heen
trek aan de gesloten zee

De golven rollen terug
de zee trekt zich terug

Een tsunami van verdriet
rolt over het natte strand

Ik blijf alleen achter
als wrakhout op het droge zand

Spoorzoeker aan zee

Terschelling

Waarom een andere schrijversnaam? Ik heb al een hele mooie die goed bij mij past. Dat was mijn eerste reactie op de vraag een schrijversnaam te kiezen voor het schrijfweekend met Pasen.

Maar de vraag liet mij niet los en bleef de dagen erna door mijn hoofd spoken. Langzaam rijpte het idee toch een andere schrijversnaam te kiezen. Wat past bij mij en bij het schrijfweekend?

De spoorlijn van Utrecht naar Harlingen volgen, het schuimspoor die de veerboot door de Waddenzee trekt, mijn sporen van andere jaren terugzoeken en vinden op Terschelling.

Mijn neus in de lucht steken en me door de zilte zeelucht mee laten voeren naar vroeger. De zandkorrels die talloze verhalen in zich dragen tussen mijn vingers door laten glijden. De horizon afturen en me afvragen waar de schepen vandaan komen en naartoe gaan – welke verhalen de bemanning met zich meedraagt.

De sporen op het strand volgen die zomaar ineens ophouden. Het spoor bijster zijn en dan weer terugvinden. Soms het spoor van iemand anders volgen, dan weer mijn eigen spoor kiezen.

Ja, nu weet ik het heel zeker. Ik kies toch een andere naam: Spoorzoeker aan zee.

______________________________________________________________

Lees ook mijn relaas over onze wandeling naar zee die hoopvol begon…

Bushalte

He je je eigen bushalte
Geschrokken spring ik opzij
Glitter-UGGS snellen me voorbij

Een restje Energydrank
om haar rood gestifte mond
Vliegt in roze spetters rond

Eh sorry hoor
Wie jij of ik
Moe je een mep in je mik

Een bek als een scheermes
Klaar om te fileren
En in pekel te marineren

Zwarte kohlranden die priemen
Of ik het dan niet zie
Nee en zij zelf ook nie

Everything is legal until you…

Vakantie SouthWest USA September 2007 Jerome"...everything is legal, till you get caught."

‘Well, everything is legal until you get caught,’ zegt Mary. Terwijl ze dit zegt tuit ze haar felrood gestifte lippen. Ondanks de hitte draagt ze een zwart hoedje.

‘Maar elke Amerikaanse burger moet gewoon belasting betalen en zich aan de wet houden,’ reageert Sue onthutst. Sue is zoals altijd gekleed in een vaal shirt en een afgeknipte spijkerbroek. Ze staan op een warme nazomeravond te discussiëren voor de Saloon in de hoofdstraat van Jerôme. Hun vrienden om hen heen houden zich afzijdig.
Aan de half vergane grandeur van hotel Connor even verderop te zien moet Jerôme ooit een rijke mijnwerkersstad in Southwest USA zijn geweest. Nu woont er nog een handvol hippies, freedom seekers. Zo zijn Mary en Sue hier ruim twintig jaar geleden ook verzeild geraakt.
‘Zo simpel werkt het niet,’ vervolgt Sue. ‘Je kunt je niet zomaar aan alle verplichtingen onttrekken en je eigen feestje vieren. Alleen maar doen waar je zelf zin in hebt.’
‘Hell, waarom niet? We leven toch in een free nation? Ik heb het recht het leven te leiden dat ik wil en mijn eigen regels te volgen. Het interesseert me geen moer wat andere mensen van me denken. En de overheid laat me helemaal koud.’
Langzaam kleurt de avondlucht rood en begint het af te koelen. Er verschijnen meer mensen op straat, maar daar hebben de dames geen oog voor. Ze gaan helemaal op in hun eigen gesprek. Sue reageert verontwaardigd: ‘Maar Mary, dit is ronduit belachelijk! Get real! Ieder mens heeft ook een maatschappelijke verplichting. Of je het nu leuk vindt of niet.’
Vol ongeloof kijkt Mary haar aan, haar ogen wijd opengesperd: ‘What? Wat zeg je nu? We wilden juist niets meer te maken hebben met welke instantie dan ook. Ben je dan helemaal vergeten dat we juist daarom onze eigen community hebben opgericht? Je bent het niet waard om nog langer hier te wonen.’
‘Nou Mary, dat bepaal ik zelf wel. Wie denk jij dan wel dat je bent? En by the way, je blijft hangen in je droomwereld. Onze community is al heel lang geleden uit elkaar gevallen. Ze zijn allemaal allang vertrokken: July, Tom, Frank… En zo kan ik nog wel even doorgaan.’
De anderen staken hun eigen gesprek en kijken elkaar aan. “Pff! Dit kon wel weer eens zo’n zinloze uren durende discussie worden. Als Mary zich ergens in vastbijt, maak dan je borst maar nat.”
Mary begint steeds harder te praten. Haar wangen worden knalrood. ‘Nou, ik heb tenminste nog idealen. Ik wil niet de godganse dag in een cubicle op mijn computerscherm staren om geld te verdienen voor de oorlogsbende van Bush. Totaal uitgeblust om 6 PM met zijn allen de metro induiken terug naar een saai rijtjeshuis met een groen gazonnetje in de suburbs. Dag in, dag uit.‘
‘Well Mary, nou overdrijf je wel. Er zijn genoeg mensen die niet meedoen aan die ratrace. Die een eigen moestuin hebben of organic food kopen. En van de belasting die ze betalen, profiteert de lokale gemeenschap net zo goed. Hoe sociaal ben je als je stelselmatig de belasting ontduikt?’
Mary trekt een enorme pruillip. Een teken dat ze voelt dat ze terrein verliest.
‘Nou ja,’ zucht ze. ‘Ik geef mijn zuurverdiende geld liever aan onze lokale gemeenschap dan aan die geldwolven in Washington.´
‘Oh, Mary you’re too kind!’ knipoogt Sue. ‘Als je ons wilt trakteren op een biertje en een lekkere steak. Be my guest! Daar zeggen we toch geen nee tegen, guys?’

__________________________________________________________________

Ik was gefascineerd door de uitspraak van de vrouw met de rode lippen en het zwarte hoedje tijdens onze vakantie in Jerôme jaren geleden. Deze uitspraak inspireerde me tot het schrijven van dit verhaal.