Trip down back to memory lane

Een vriendin stelt me voor om samen naar een tijdelijke tentoonstelling in de Lakenhal in Leiden te gaan. Zij is helemaal blij dat de tentoonstelling wegens corona is verlengd en er nog net naartoe kan. Ik heb eerder werk van de viltkunstenaar Claudy Jongstra gezien en kon er toen niet zo veel mee. Ik loop dus niet meteen warm, maar laat me graag verrassen.

Wel kijken, niet voelen

Bij de entree krijgen we een kaartje in handen gedrukt met de tekst “Zijn we in deze tijd, waarin we zintuiglijk verarmd zijn, nog wel in staat om onze zintuigen écht te gebruiken?”. Interessante vraag. Ik mag graag overal aan voelen én ruiken. Mijn vriend lacht mij daar wel vaak om uit: ‘Je bent toch geen hond?’. Maar gebruik ik verder wel écht al mijn zintuigen? Poeh! Daar weet ik niet één, twee, drie het antwoord op.

Het vilt bij de tentoonstelling nodigt mij vooral uit om aan te voelen. Helaas moeten we het door de veiligheidsmaatregelen doen met het plukje wol onderaan het kaartje.

Dwalen door zalen

Na de entree stuiten we op twee blauwe bordjes met Claudy Jongstra: één naar links en één naar rechts. Even ben ik van mijn stuk. Keuzestress! Ik mag altijd graag de aangegeven looproute volgen, omdat ik ervan uitga dat de makers van de tentoonstelling daarbij een logische volgorde hebben bedacht. Ienemienemutte! We slaan rechtsaf en volgen de blauwe bordjes, de trap op, en zo dwalen we van zaal tot zaal speurend naar de blauwe panelen met de uitleg bij de werken. En in onze L@kanapp voor de audiotour. Kijkend naar haar werk, luisteren we naar de toelichting van Claudy zelf en de beleving van Vincent Bijlo. Hij mocht wel overal aankomen! Zo ervaren we de werken ook een beetje via Vincent zijn vingers. Doordat de tentoonstelling verspreid is over de zalen kom je ook meteen in aanraking met de vaste collectie en leer ik dat de ‘lakens’ waarmee Leiden in de Gouden Eeuw rijk werd, het woord is voor een van wol geweven stof die daarna is vervilt en geschoren. Daardoor wordt de stof warmer en sterker.

Vervlogen herinneringen

We stuiten op een vitrine met allerlei instrumenten – voor het scheren van schapen tot en met het spinnen en kleuren van de wol. Bij het zien van de spintol denk ik weer terug aan de logeerpartijen bij tante Truus. Zij spon van de ruwe wol garen om te breien en te weven. Wanneer ik bij haar logeerde mocht ik zelf ook garen spinnen. In de hoek van haar kleine woonkamer in Hoogezand stond een weefgetouw dat de halve kamer vulde. Voor mijn verjaardag gaf ze mij een een klein weefgetouw voor op tafel. Hele middagen zat ik thuis te weven met stroken oude lompen. Een schok van herkenning gaat door met heen bij het zien van het enorme werk Nine. ‘Die blauwe geweven stukjes, dat maakte ik vroeger thuis!’ Door te lezen dat ze zelf Drentse heideschapen hoedt, ben ik weer dat kleine meisje dat met papa en mama ging wandelen op de Dwingeloosche heide. Met als beloning in het vooruitzicht een pannenkoek met stroop bij de pannenkoekenboerderij in Borger.

Wolkunstenaar of activist

Op haar eigen website zegt Claudy dat ze heel lang ´wolkunstenaar´ is genoemd, maar een activist is. Omdat ze mensen wil aansporen actie te ondernemen. Ik vind dat jammer, omdat een kunstenaar in mijn beleving mensen juist via de kunst op verschillende manieren beroert en beweegt. Of dat nu alleen via de ogen of oren is, of via alle zintuigen…

Dertien minuten

Ik sta op de klokkentoren ‘Torre dell’Orologio’ in Lucca en heb alle tijd van de wereld. Vandaag kan ik zoveel kerken bezoeken als ik wil. Alleen zijn er hier niet zoveel spraakmakende.

Hoe anders is dat in Rome of Florence. ‘Vandaag mag je één kerk bekijken. Je mag er zolang blijven als je wilt. Als het maar bij één blijft.’ Dat was wat Jasper zei tijdens ons laatste bezoek aan Florence. Dat moest dan wel de ultieme, meest bijzondere kerk allerkerken worden. Een unieke beleving die ik nooit zou vergeten. Keer op keer las ik de beschrijvingen in de Lonely planet door. Keuzestress kroop in mijn lijf. Eén kerk Barbara, kies één kerk. Diezelfde vakantie waren we ook op bedevaart naar de ultramarijn-blauwe Scrovegni-kapel van Giotto in Padova geweest. Toen ik las dat in de Santa Maria Novelle een werk van Giotto hing, gaf dat de doorslag. Santa Maria Novelle zou het worden.

Daar aangekomen nam ik gretig de audiotoer in ontvangst. Meter voor meter tastte ik met mijn ogen de wanden, vloeren en het plafond af. Giotto, Masaccio, Filippino Lippi en nog veel meer kunstenaars die ik herkende uit de lessen kunstgeschiedenis. Zo doolde ik gelukzalig door de immense kerk. Jasper was allang afgehaakt en had zich, nadat hij foto’s had gemaakt, geïnstalleerd in de binnentuin. Ik mocht hier zo lang blijven als ik wilde, dus dat deed ik dan ook.

Na ongeveer anderhalf uur was mijn geest verzadigd en verlangde mijn buik naar iets anders dan geestelijke verrijking. Dus zocht ik Jasper die glimlachend zei: ‘Je wordt nog eens een non.’ Samen slenterden we verder door de stad, op zoek naar een schaduwrijk terras. Deze keer hadden we gelukkig nog energie om de rest van de stad te ontdekken. Hoe anders was dat toen we de eerste keer in Florence per se het hele Uffici wilden zien. Totaal uitgeput vielen we toen op het eerste het beste grasveld neer om geen stap meer te verzetten. Zoveel indrukken, zoveel schoonheid. Er schiet me te binnen dat er zoiets bestaat als een ´Florence-waan´. Mensen die totaal doorslaan na het zien van alle schoonheid om hen heen. Het wordt het ´Florence Syndroom´ of ´Stendahl Syndroom´ genoemd. Dat gebeurt natuurlijk niet alleen in Florence. Ook in Rome weet je van gekkigheid niet meer waar je moet kijken. Welke kerk je toch maar voorbij moet lopen zonder naar binnen te gaan. Ook in de St. Pieter en de Sixtijnse kapel in Rome waren mijn benen al moe en mijn hoofd vol voordat ik alles goed had kunnen bekijken. Het bekende gevoel bekroop me; dit is mijn enige kans. Ik moet alles hebben gezien, anders telt het niet.

Hoe anders is dat vandaag in Lucca. Ik sta hier op de toren, kijk naar de typisch Toscaanse rode daken en vierkante torens om mij heen. Ik geniet van het uitzicht op de glooiende Apennijnen erachter. Verder hoef ik even helemaal niets. Een klein overzichtelijk stadje omringd door stadsmuren zonder echte hoogtepunten. Dus ik kan ook even echt niet zoveel. Ik ben blij dat ik de lat eens een keer laag heb gelegd, rekening houdend met mijn nog niet helemaal fitte lijf en de Toscaanse hitte. Ik loop na ruim een half uur mijmeren, schrijven en foto´s maken naar beneden en bedenk me dan ineens. Het zou natuurlijk wel gaaf zijn de vier enorme bronzen klokken boven mijn hoofd te horen luiden en het radarwerk te zien bewegen. Dus draai ik me resoluut om en loop de paar trappen weer terug naar boven. Dertien minuten wachten nog. Even voel ik onrust opkomen. Dertien hele minuten wachten? Dan bedenk ik me dat ik dit als een meditatiemoment kan zien. Oh ja, het is goed zo. Rustig kijk ik weer om mij heen. Naar een toeriste met een fiks toestel, die met veel aandacht foto’s maakt. Telkens schuilt ze achter een stukje muur om het resultaat te bekijken, draait aan wat knoppen voor ze de volgende foto maakt. Ik probeer te ontdekken welk merk camera ze heeft. Jasper heeft een Canon. Dan bedenk ik me ineens dat het eigenlijk onzin is om te weten of ze dezelfde camera heeft als mijn vriend en laat ik het los. Weer kijk ik op mijn telefoon: nog vijf minuten. Ondertussen zijn al heel wat mensen voorbij gekomen. Een oudere Engelse praatgrage dame die net op de trap een Engelse heer heeft ontmoet, waarvan ik dacht dat het haar man was. Een jong Italiaans stel dat in het kwartiertje hier boven een hele fruittas verorbert. Een Duits gezin waarvan de man wil dat zijn vrouw tegen haar zin pal onder een van de vier klokken gaat staan. Een Amerikaanse moeder die haar jonge zoon met geduld uitlegt hoe hij het plein van het oude Romaanse Amfitheater kan zien door hem met zijn ogen het labyrint van daken vanaf de toren te laten volgen. Zijn opgetogen reactie als hij het plein ziet.

Als ik opnieuw kijk, is het 13:02 uur. De klokken luiden dus niet. Een licht gevoel van teleurstelling bekruipt me. En dan corrigeer ik mezelf: ach, hoe erg is het? Je hebt toch mooie foto’s van het stilstaande radarwerk? Mijn maag en zwalkende benen laten me ondertussen weten niet meer tevreden te zijn met die ene sloffe Lu-cracker dus vis ik beneden aan de toren nog een tweede uit mijn rugzak. Een Amerikaanse toeriste naast me vraagt of ik Engels spreek. In lange uithalen en met weidse gebaren vertelt ze dat ze in een kledingwinkel aan het rondkijken was toen ze ineens een jonge Aziatische zwangere vrouw met haar portemonnee in haar hand zag. Met hoge luide stem vervolgt ze: ‘I just gripped it from her hand. So you know. Be careful!’ Dan wensen we elkaar nog een fijne dag en loopt ze weg. Ze draait zich nog een keer om en roept: ‘Be careful!’

Met een beetje hernieuwde energie zoek ik een lunchplekje. Ook daarin zijn mijn ambities vandaag lager. Het hoeft nu niet dat ene bijzondere plekje te zijn waar geen toerist komt en dat alleen ik heb kunnen vinden. Dat is in het Brugge van Italië sowieso kansloos. Mijn enige eisen: licht verteerbaar en schaduwrijk. Ik loop het Amfitheater-plein op, scan het eerste menu op salade, loop één terrasje verder, voel een warme wind en loop terug naar de eerste. Als ik de menukaart in handen krijg, weet ik al wat ik wil en gelukkig staat het op de kaart: een salade met tonijn en ei. Mijn nog licht onrustige maag ontvangt de lichte salade zonder gemor. Hèhè, we zijn op de goede weg terug.

Ik kijk om me heen en denk onwillekeurig terug aan het Toscaanse stadje Sienna. Dat heeft ook een ovaal plein met hoge huizen eromheen. Of was het rond? Dat plein loopt een beetje schuin af. Elk jaar zijn er wedstrijden met paarden waar het hele stadje vanuit de wijde omgeving voor volloopt. Ook toeristen komen erop af. Wij waren er gelukkig op een normale dag. Die spektakels hoeven niet van mij. En zeker niet met paarden. Net als stierenvechten vind ik het pure dierenmishandeling, alleen maar voor plat vermaak. Waar ik ook een hekel aan heb, is de straatmuzikant die net op het plein neerstrijkt. Als vervelende zoemende muggen verstoren de meeste straatmuzikanten je eetlust. Daarna komen ze als honden met de pet bij je tafeltje schooien. Gelukkig zit ik deze keer op de achterste rij en blijft hij bijna midden op het plein. De eigenaar van een café aan de overkant maakt hem ook snel duidelijk dat zijn muziek niet sfeerverhogend werkt. Dus blaast hij snel de aftocht.

Ook ik pak daarna mijn boeltje en kijk op mijn telefoon. Helemaal tijdloos leven kan ik vandaag niet. Ik reken uit hoe laat ik de trein terug naar Pietrasanta moet hebben voor de laatste bus naar onze villa boven op de berg. Genoeg tijd nog voor de grote witte kathedraal, want een stad bezoeken zonder één kerk binnen te gaan is toch zoiets als zonder onderbroek de deur uitgaan. Rustig loop ik die kant op…

Niets is zwart-wit

Voor ze in de donkerte van het depot verdwenen, liep ik altijd even bij ze langs. En altijd kreeg ik dan een glimlach op mijn lippen van de man met de baret op die je meesmuilend aankijkt. Een mooi contrast met de andere man die juist diep in gebed verzonken lijkt te zijn. Verder dan er even langslopen en een blik op werpen, deed ik niet. Gelukkig zijn ze nu weer terug en kan ik wat langer bij ze stilstaan.

Democritus en Heraclitus

Democritus en Heraclitus, Johannes Moreelse, ca. 1630, Centraal Museum

Jantje lacht, Jantje huilt
Ik ben gefascineerd door de tegenstelling tussen hun beiden. Het lijkt wel of Democritus (ca. 470 – ca. 360 v.Chr.) iemand uitlacht, maar hij wijst naar de wereldbol naast hem. En Heraclitus (ca. 535 – ca. 475 v.Chr.) ernaast, zou hij zo fanatiek bidden voor God of de mensheid? Democritus kijkt je direct aan, lijkt meer extravert. Heraclitus maakt juist totaal geen contact, is in zichzelf gekeerd.

De twee tegenpolen trekken mij aan. Misschien wel omdat er lichtvoetige mensen zijn die overal de lol van inzien. En mensen die juist zwaarder op de hand zijn. Die soms doorslaan naar somberheid, scepsis. Ik zie deze schilderijen ook als een soort Yin-Yang, zwart-wit, licht-donker. Of als Jantje lacht en Jantje huilt, maar dan niet dezelfde Jantje.

Mensen van de straat
Het bruinige gezicht van beide heren en de ontblote witte schouder van Democritus vind ik erg veel lijken op de stijl van Caravaggio. Dat is niet verrassend. De schilder Johannes Moreelse (ca. 1602 – 1634) was namelijk een van de Utrechtse caravaggisten die naar voorbeeld van Caravaggio echte mensen van de straat schilderde. Zonder hen de zogenaamde ‘Photoshop-bewerking’ te geven.

De witte blouse en licht glanzende stof (velours?) van de mantel van Democritus doet chiquer aan dan de doffe roestbruine stof van Heraclitus zijn gewaad. Dat gewaad doet me denken aan de bruine pij van de ascetische monnik Franciscus van Assisi. Franciscus ontzegde zich alle luxe om te leven in armoede. Zou een mens daar nu echt beter van worden? Eerlijk gezegd betwijfel ik dat. Achter Democritus liggen boeken op een plankje. Dat geeft de indruk dat hij wel een geleerde zal zijn, of in elk geval kan lezen. Nu weten we dat beide heren Griekse filosofen waren. Dus dat klopt wel met het beeld.

Wat kunnen we leren van de heren?
Volgens de informatie van het Centraal Museum ´worden de Griekse filosofen Heraclitus en Democritus vaak samen afgebeeld vanwege hun tegengestelde visie op de mensheid. Al in de oudheid stond Heraclitus bekend als de ‘huilende filosoof’, die treurt om het lot van de mensheid. Democritus moest lachen om de absurditeit van de mensheid. De vergankelijkheid van de mens, Vanitas Mundi, was een populair thema in de 17de eeuw. De twee filosofen met de globe, symbool voor de mensheid, dragen deze boodschap uit: wenen of lachen, het verandert niets aan ons bestaan.´

Ik kan me wel in deze boodschap vinden. De wereld en onze kijk op de wereld zijn niet zwart-wit. Om met de woorden van Joost Zwagerman te spreken: ‘Alles is gekleurd.’

_________________________________________________________________________

Heraclitus en Democritus zijn nu weer te zien als onderdeel van ‘De wereld van Utrecht’ in het Centraal Museum

Beelden met body

Pantorkrator, Cathedral Santa Maria Assunta in Pisa, Italy. by Cimabue 1302

Pantokrator, Cimabue, 1302

In mijn vorige blog over de ontwikkeling van de christelijke kunst stopte onze reis met de opkomst van de bedevaartsoorden zoals Santiago de Compostella halverwege de 12e eeuw.

In diezelfde tijd beginnen de driedimensionale beelden voorzichtig terug te komen. Beelden die de christenen eerder hadden verboden. Het voornaamste doel is nog steeds: onderwijzen en waarschuwen. Eerst is het nog een bijna plat basreliëf, daarna wordt het een sculptuur die nog half deel van de gevel of pijler uitmaakt en later letterlijk los komt van de architectuur. Ook krijgen de beelden steeds meer volume, natuurlijke houdingen en een echter eigen gezicht. Jezus Christus wordt vaak afgebeeld als Majestus Domini in een amandelvormige aureool – de zogeheten mandorla.

God is licht
In de 13e eeuw vindt Abt Suger: ‘God is licht’. Hij brengt licht, pracht en praal in de kerk om de gelovigen het licht van God te laten ervaren. Hij laat de Romaanse St. Dennis aan de binnenkant verbouwen met Gotische kenmerken, waaronder spitsbogen en prachtig gekleurde roosvensters. Hiermee gaat hij tegen de bestaande conventies in van belangrijke hoofden van kloosterordes, zoals Bernardus van Clairveaux die juist de Romaanse bouw propageren vanwege de soberheid en eenvoud.

In dezelfde eeuw deelt de Italiaanse franciscaanse theoloog Bonaventura (1217/18 – 1274) de mening dat de afbeeldingen niet alleen voor de analfabeten bestemd zijn. De afbeeldingen dienen volgens hem ook als geheugensteun en voor het opwekken van devotie. Als je beelden van de lijdensweg van Christus ziet, kun je meer in het verhaal opgaan dan door het alleen maar te horen.

De bewening van Christus, Giotto, 1304-1313, Scrovegni kapel, Padua

De bewening van Christus, Giotto, 1304-1313

Realistischer in de renaissance
Rond ca. 1300 schildert Giotto di Bondone als eerste twee wenende personen, op de rug gezien in De bewening van Christus. Ook bij de andere fresco’s in de Scrovegni-kapel schildert hij de mensen zoals die normaal ook in een kring om iemand heen staan. Hierdoor worden de voorstellingen realistischer voor de toeschouwer. Wat in deze nieuwe compositie wel heel raar lijkt, zijn de aureolen die bij de mensen op de rug gezien als een soort plaat voor hun kop zweeft. Bij de beeltenissen van de deugden en ondeugden slaagt hij erin een beeld op het platte vlak als driedimensionaal over te laten komen. Zo vertellen alle fresco’s in de Srovegni-kapel heel gedetailleerd en levendig het christelijke verhaal en de leefregels. Niet voor niets schrijft Julian Bell in zijn boek Spiegel van de wereld (2008) dat Giotto ‘nadien is erkend als de grondlegger van de westerse schilderkunst’.

Kunstenaars na Giotto vervolgen de weg die hij in de Italiaanse renaissance is ingeslagen om het verhaal nog overtuigender en geloofwaardiger te maken. De kunstenaars spelen met het perspectief en het weergeven van de omgeving. Later proberen ze ook meer echte emoties uit te beelden.

Middel wordt doel
Waar de natuur of gebeurtenis zo echt mogelijk verbeelden eerst het middel was om het verhaal over te brengen wordt dit rond 1400 een doel op zich. Er vindt een verschuiving plaats van de Kerk als voornaamste opdrachtgever naar de rijke burgers en de hoven. Zo laat Catharina van Kleef een heel duur getijdenboek (een gebedenboek dat de tijden van de dag volgt) decoreren met familiewapens en afbeeldingen van zichzelf dicht bij Maria.

Uomo universalis en il divino
Halverwege de 15e eeuw verschijnt Leonardo da Vinci (1452-1519) op het toneel als een allround wetenschapper. De uomo universalis is zeer geïnteresseerd in de anatomie van het menselijk lichaam. Hij laat in zijn werk Laatste avondmaal (1495-1498) een perfecte balans zien tussen de bijna verstilde Jezus Christus in het midden en de dynamische groep eromheen. De mensen vertellen met hun levensechte houding en echte gebaren het verhaal.

Laatste oordeel (detail),, Michelangelo, 1534-1541, Sixtijnse Kapel Rome

Laatste oordeel (detail),, Michelangelo, 1534-1541

Michelangelo (1475-1564) gaat nog een stap verder. De kunstbiograaf Giorgo Vasari (1511-1574) noemt Michelangelo (1475-1564) zelfs helemaal het summum – ‘il divino’. Zijn verbeelding van de schepping van de aarde (oude testament) op het plafond in de Sixtijnse kapel in Rome is inderdaad fantastisch hemels. Alleen de mannen op zijn voorstelling van het laatste oordeel op de altaarmuur staan er wel heel gespierd op. Zelfs de vrouwen staan erop als uit de kluiten gewassen bodybuilders met geboetseerde borsten.

Zo verbeeldt ´il divino´ uiteindelijk de niet te verbeelden godheid als een aardse mensheid in de hemel. En is hij voor veel kunstenaars na hem een lichtend voorbeeld.

_________________________________________________________________________

Ik heb deze blog geschreven als gastblogger op de website van Kunsthistorische Leergangen Utrecht.

Bronnen: Spiegel van de wereld, Julian Bell, 2008, Wikipedia.nl,
Cursus Inleiding kunstgeschiedenis, Hanneke Leenders – KLU  

Van verbod tot gebod

De bijzondere ontwikkeling van de christelijke kunst

Petrus en Paulus, 4e eeuw

Petrus en Paulus, 4e eeuw

Van een verbod op enige beeltenis van God tot de beeldengroep Laocoön en zijn zoons en de rijk beschilderde Sixtijnse Kapel in het Vaticaan – hét centrum van het westerse christendom. Hoe hebben de christenen deze radicale ommezwaai gemaakt? En waarom? De ontwikkelingen zijn veelomvattend en regionaal te verschillend om de hele lading te dekken. Maar er valt wel een rode draad in de ontwikkeling van de christelijke kunst te ontdekken.

Hekel aan beelden
Jezus Christus en zijn volgelingen worden eerst als een Joodse sekte beschouwd. Maar rond 30-40 n.Chr. begint het christendom zich snel binnen het Romeinse rijk  te verspreiden. De christenen weigeren de beelden van de Romeinse keizers te aanbidden, verafgoden. Mede door hun weigering de keizers te eren, worden ze door de Romeinen vervolgd.

Bidden in de basilica
Onder het bewind van Constantijn de Grote (280-337) wordt de Romeinse houding ten opzichte van de christenen milder. Kennelijk denkt Constantijn: ‘if you can’t beat them, you’d bettter join them’. Mogelijk had hij zelf ook christelijke overtuigingen? In 324 laat hij de Oude Sint-Pietersbasiliek voor de christenen bouwen. Tot die tijd heeft de Romeinse basilica een algemene functie voor rechtspraak en handel.

In 1506 neemt paus Julius II het initiatief om op de plek van de inmiddels afgetakelde Oude Sint-Pieter de huidige Sint-Pietersbasiliek te bouwen. Een project dat meer dan een eeuw zal duren. Met als resultaat dé basiliek die vandaag de dag nog steeds het hart van de rooms-katholieke kerk vormt.

Boodschap in beeld
De christenen willen hun geloof graag verder verspreiden. Alleen hoe moet je de religieuze boodschap overbrengen aan mensen die niet kunnen lezen? Daarom gaan de christenen toch afbeeldingen gebruiken. Dit zijn hele sobere tweedimensionale beelden met een vaste hiërarchie van figuren. zonder decoratieve elementen die alleen maar van de boodschap kunnen afleiden.

Overigens is niet iedereen het eens met het gebruik van afbeeldingen. Tussen 726 en 824 lopen in het Byzantijnse Rijk de meningen nogal uiteen. De schilder, schrijver en docent kunstgeschiedenis Julian Bell beschrijft deze tendens in zijn boek Spiegel van de wereld (2008). De voorstanders – de zogeheten iconodulen – geloven dat de afbeeldingen van Jezus de ziel in de juiste richting kunnen wijzen. De iconoclasten (beeldenstormers) vinden juist dat bidden voor afbeeldingen afgodendienst is. Net als de eerste christenen.

Moeder Gods van Vladimir, 1131

Moeder Gods van Vladimir, 1131

Iconen in Byzantium
Hoe krijgt de kunst dan toch voet aan de grond? Uiteindelijk overwint het idee dat kunst een religieuze betekenis heeft. In Spiegel van de wereld beschrijft Bell de argumentatie hiervoor: “God, die de mens naar zijn beeld had geschapen en zelf vlees was geworden, garandeerde de rechtgeaardheid van afbeeldingen.”

Volgens Bell ondersteunden de kerkelijke legenden zoals die van Lucas dit standpunt. De heilige Lucas, schrijver van een der evangeliën, zou afbeeldingen hebben gemaakt van de maagd Maria en haar kind tijdens hun leven. 1130 jaar later bidden de schilders in Constantinopel voordat ze beginnen te schilderen. Zo hopen ze naar het voorbeeld van hun voorganger getrouwe beelden van de heilige te maken – de zogeheten iconen. Een mooi voorbeeld hiervan is De maagd van Vladimir, 1131. De gelovigen denken door dergelijke iconen te beschouwen dichter bij de genadige moeder God zelf te komen.

Leven in en met het geloof
Rond de 11e eeuw ontstaan de eerste kloosterordes die kloosters bouwen om zich in totale afzondering aan het geloof te wijden. De gebouwen in de Romaanse stijl zijn heel donker en massief met veel steen, rondbogen en weinig raam. Deze kerken versterken de angst en het nietige gevoel van de mensen. Mooie Nederlandse voorbeelden zijn de Sint-Servaasbasiliek en de Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw in Maastricht.

Reliekhouder, Limoges_ca 1200

Reliekhouder, Limoges, ca. 1200

Halverwege de 12e eeuw willen steeds meer gelovigen zelf de overblijfselen van heiligen zien. Wat doe je dan met de overblijfselen van de heiligen – de zogeheten relikwieën? Natuurlijk kun je die niet zomaar op een schaal leggen. Daarvoor worden reliekhouders gemaakt, soms in de vorm van de relikwie zelf zoals een vinger, schedel of ellepijp. Afhankelijk van de rijkdom van de opdrachtgever worden dit ware rijk gedecoreerde kunstwerken met de kostbaarste pigmenten als goud en azuurblauw.

Interieur kathedraal Santiago de Compostella

Interieur kathedraal Santiago de Compostella

Religieus toerisme
Een van de belangrijkste christelijke bedevaartsoorden is Santiago de Compostella, waar zich volgens de legende het graf van de apostel Jakobus bevindt. De mensen komen van heinde en verre en meestal te voet. Om de pelgrims tijdens hun lange en zware reis onderdak te bieden en het geloof te belijden, ontstaan de eerste pelgrimskerken. Waarom willen ze eigenlijk al deze ontberingen doorstaan? Meestal om te genezen of boete te doen voor hun zonden. Het enige levensdoel in de Middeleeuwen is een plekje in de hemel bemachtigen.

Met de opkomst van het religieuze toerisme stopt onze reis even. Graag neem ik jullie in de volgende blog verder mee.

_________________________________________________________________________

Ik heb deze blog geschreven als gastblogger op de website van Kunsthistorische Leergangen Utrecht.

Bronnen: Spiegel van de wereld, Julian Bell, 2008, Wikipedia.nl,
Cursus Inleiding kunstgeschiedenis, Hanneke Leenders – KLU  

De bedreigde zwaan

e bedreigde zwaan  - Jan Asselijn, circa 1652, Rijksmuseum

De bedreigde zwaan – Jan Asselijn, circa 1652, Rijksmuseum

Toen ik voor het schilderij De bedreigde zwaan stond, voelde juist ik mij bedreigd. Ik voelde me bedreigd door haar intimiderende houding met gespreide vleugels en wijde poten, en hoorde de zwaan letterlijk sissen.

Het deed me denken aan afgelopen zomer toen mijn vriend en ik langs een zwaan wilden wandelen die haar eieren bewaakte. Dat was een slecht idee! Een heel slecht idee! Nog voor we haar naderden, ging de zwaan met wijde poten wild sissend voor het nest staan. Klaar om elk moment op ons af te stormen. Ik heb wel eens gehoord dat zwanen met hun sterke vleugels je botten kunnen breken. Er restte ons dus niets anders dan op onze schreden terug te keren. Af en toe keek ik voorzichtig achterom of ze ons achterna kwam, maar ze bleef waakzaam op haar post.

Beschermen tegen elke dreiging
De zwaan op het schilderij waakt ook over haar eieren. De witte donzen veertjes vliegen in het rond door haar wild slaande vleugels. Maar waar is de dreiging dan? Nu zie ik het: linksonder in beeld zwemt een zwarte hond. Eigenlijk vind ik de hond er niet echt heel dreigend uitzien zo met die lieve zwarte krulletjes op zijn kop en de tong slap uit zijn bek. De zwaan denkt daar kennelijk anders over. Dat dacht de onze van de zomer ook. Alles wat zich richting het nest beweegt vormt kennelijk een bedreiging.

Dubbele betekenis
Bij dit schilderij is trouwens de vraag wat nu de echte bedreiging vormt. In elk geval heeft de schilder zelf deze bedreiging niet kunnen afbeelden. In het schilderij zie je namelijk een aantal verwijzingen naar iets wat zich pas na de dood van Jan Asselijn in 1652 heeft afgespeeld.

Als je goed kijkt, zie je op een van de drie eieren ‘HOLLAND’ staan. Onder de zwaan staat ‘DE RAAD-PENSIONARIS’ en boven de hond die een bedreiging vormt: ‘DE VIAND VAN DE STAAT ‘. Volgens de documentatie van het Rijksmuseum zou dit schilderij een allegorie zijn voor de raadspensionaris van Holland die de Republiek (de eieren) wist te beschermen tegen de oprukkende machten uit Frankrijk en Engeland (de vijanden). Johan de Witt werd pas na de dood van Jan Asselijn in 1653 raadspensionaris, dus waarschijnlijk heeft iemand anders de teksten later toegevoegd.

Naast het feit dat de zwaan wit is, was de zwaan ook het familiesymbool van de familie De Witt. Of het nu feitelijk klopt of niet, het is wel een mooi verhaal. En een mooi schilderij dat met recht in de eregalerij van het Rijksmuseum hangt.

Bronnen: Rijksmuseum.nl, Dit is Nederland, In tachtig meesterwerken, Hans den Hartog Jager

 

De intocht van Christus in Jeruzalem

De intocht van Christus in Jeruzalem, Jan van Scorel, ca. 1526

Het Lockhorstdrieluik is ook wel bekend als het Drieluik met de intocht van Christus in Jeruzalem. Dat verklaart direct het tafereel wat je op het middenpaneel van dit drieluik ziet.

Het is een drukke bedoening daar bovenop de berg. De man met de baard op de ezel moet vast Jezus zijn. De palmtak in zijn hand symboliseert een pelgrim die een bedevaart naar Jeruzalem maakt. Later werd de palmtak ook het symbool voor een heilige die de marteldood is gestorven, zoals Jezus zelf de marteldood aan het kruis is gestorven.

Zijn volgelingen
De vrouw met de rode mantel en gele jurk die ernaast loopt, zou dat Maria Magdalena herself zijn? De mannen rondom Jezus houden hun kleurrijke kleren beschermend tegen hun borst gedrukt. Dat zullen wel zijn apostelen zijn. Patrick de Rynck schrijft in het boek De kunst van het kijken – Iconografie van de Europese schilderkunst 14de-18de eeuw dat de man met de grijze baard helemaal vooraan Petrus voorstelt. De man met het rode haar is Judas – die op dit schilderij al de beloning voor zijn komende verraad in een geldbuidel in zijn hand houdt. De man met het rode gewaad vlak naast Judas lijkt met zijn wijzende vinger ons te willen waarschuwen voor de verrader.

Warm welkom
De half op haar knieën gehurkte vrouw legt een zwart kleed – of misschien is het wel haar eigen omslagdoek – voor Jezus op de grond neer. De man schuin achter de vrouw houdt ook al zijn mantel klaar om deze uit te spreiden. De mensen rechts van Jezus zijn hem vanuit Jeruzalem tegemoet gelopen om hem te verwelkomen. De meesten met palmtakken in hun hand. Patrick de Rynck schrijft in het eerder genoemde kunstboek dat op de katholieke feestdag Palmpasen deze gebeurtenis wordt herdacht.

Jeruzalem in een reis door tijd
Schuin achter de mensenmenigte in vagere kleuren is Jeruzalem te zien, ervoor de Cedron-vallei. Het schijnt dat dit het beeld van Jeruzalem uit Jan van Scorel zijn tijd is en niet zoals het er in Christus’ tijd uitzag.

Op het schilderij zijn veel realistische details te ontwaren: vooraan de oostelijke stadsmuur met de Gouden poort en daarachter het grote Tempelplein met de rotstempel. Aan de noordzijde ligt de Grafkapel met twee koepels en een vierkante klokkentoren. Achter de stad rijst de citadel op. Aan de zuidzijde is de El Aksa moskee zichtbaar. En links van de stad zie je nog de berg Zion met kloostergebouwen.

Goed zijn huiswerk gedaan
Volgens de documentatie van het Centraal Museum is deze topografisch correct weergegeven beeltenis van de stad gebaseerd op een prent naar het stadsgezicht Civitas Hierusalem door Herman van Borculo. Jan van Scorel maakte zelf tijdens zijn reis naar Jeruzalem ook pentekeningen die hij later in zijn atelier in Utrecht in schilderijen uitwerkte.

Goed voorbeeld doet volgen
Als je naar de compositie kijkt, zie je dat deze min of meer schuin door de midden is gesneden. In de driehoek linksonder is het kleurgebruik heel rijk met verzadigde kleuren en gebeurt van alles – daardoor komt dit deel als het ware naar voren. Het vlak rechtsboven is rustig en veel lichter met pastel groen, blauw en zandkleur, en wijkt daardoor als het ware naar de achtergrond. Hoe kwam Jan van Scorel op het idee om dit schilderij op deze manier te schilderen? Volgens het Centraal Museum heeft hij de diagonale compositie ontleend aan de Zondvloed van Michelangelo in Sixtijnse kapel in Vaticaanstad. In de mensfiguren is de invloed van Rafaël zichtbaar.

Ook toen gold kennelijk al de regel: beter goed gejat dan slecht bedacht. Het resultaat mag er dan ook zijn.

Bronnen: www.centraalmuseum.nl , www.wikipedia.org, De kunst van het kijken – Iconografie  van de Europese schilderkunst 14de-18de eeuw, Patrick de Rynck

_______________________________________________________________________

De intocht van Christus in Jeruzalem en ander werk van Jan van Scorel is te bewonderen in het Centraal Museum. Lees meer over Het Lockhorstdrieluik en Drie heiligen op het linker paneel en Nog meer heilige verhalen op het rechter paneel.