Ik sta op de klokkentoren ‘Torre dell’Orologio’ in Lucca en heb alle tijd van de wereld. Vandaag kan ik zoveel kerken bezoeken als ik wil. Alleen zijn er hier niet zoveel spraakmakende.
Hoe anders is dat in Rome of Florence. ‘Vandaag mag je één kerk bekijken. Je mag er zolang blijven als je wilt. Als het maar bij één blijft.’ Dat was wat Jasper zei tijdens ons laatste bezoek aan Florence. Dat moest dan wel de ultieme, meest bijzondere kerk allerkerken worden. Een unieke beleving die ik nooit zou vergeten. Keer op keer las ik de beschrijvingen in de Lonely planet door. Keuzestress kroop in mijn lijf. Eén kerk Barbara, kies één kerk. Diezelfde vakantie waren we ook op bedevaart naar de ultramarijn-blauwe Scrovegni-kapel van Giotto in Padova geweest. Toen ik las dat in de Santa Maria Novelle een werk van Giotto hing, gaf dat de doorslag. Santa Maria Novelle zou het worden.
Daar aangekomen nam ik gretig de audiotoer in ontvangst. Meter voor meter tastte ik met mijn ogen de wanden, vloeren en het plafond af. Giotto, Masaccio, Filippino Lippi en nog veel meer kunstenaars die ik herkende uit de lessen kunstgeschiedenis. Zo doolde ik gelukzalig door de immense kerk. Jasper was allang afgehaakt en had zich, nadat hij foto’s had gemaakt, geïnstalleerd in de binnentuin. Ik mocht hier zo lang blijven als ik wilde, dus dat deed ik dan ook.
Na ongeveer anderhalf uur was mijn geest verzadigd en verlangde mijn buik naar iets anders dan geestelijke verrijking. Dus zocht ik Jasper die glimlachend zei: ‘Je wordt nog eens een non.’ Samen slenterden we verder door de stad, op zoek naar een schaduwrijk terras. Deze keer hadden we gelukkig nog energie om de rest van de stad te ontdekken. Hoe anders was dat toen we de eerste keer in Florence per se het hele Uffici wilden zien. Totaal uitgeput vielen we toen op het eerste het beste grasveld neer om geen stap meer te verzetten. Zoveel indrukken, zoveel schoonheid. Er schiet me te binnen dat er zoiets bestaat als een ´Florence-waan´. Mensen die totaal doorslaan na het zien van alle schoonheid om hen heen. Het wordt het ´Florence Syndroom´ of ´Stendahl Syndroom´ genoemd. Dat gebeurt natuurlijk niet alleen in Florence. Ook in Rome weet je van gekkigheid niet meer waar je moet kijken. Welke kerk je toch maar voorbij moet lopen zonder naar binnen te gaan. Ook in de St. Pieter en de Sixtijnse kapel in Rome waren mijn benen al moe en mijn hoofd vol voordat ik alles goed had kunnen bekijken. Het bekende gevoel bekroop me; dit is mijn enige kans. Ik moet alles hebben gezien, anders telt het niet.
Hoe anders is dat vandaag in Lucca. Ik sta hier op de toren, kijk naar de typisch Toscaanse rode daken en vierkante torens om mij heen. Ik geniet van het uitzicht op de glooiende Apennijnen erachter. Verder hoef ik even helemaal niets. Een klein overzichtelijk stadje omringd door stadsmuren zonder echte hoogtepunten. Dus ik kan ook even echt niet zoveel. Ik ben blij dat ik de lat eens een keer laag heb gelegd, rekening houdend met mijn nog niet helemaal fitte lijf en de Toscaanse hitte. Ik loop na ruim een half uur mijmeren, schrijven en foto´s maken naar beneden en bedenk me dan ineens. Het zou natuurlijk wel gaaf zijn de vier enorme bronzen klokken boven mijn hoofd te horen luiden en het radarwerk te zien bewegen. Dus draai ik me resoluut om en loop de paar trappen weer terug naar boven. Dertien minuten wachten nog. Even voel ik onrust opkomen. Dertien hele minuten wachten? Dan bedenk ik me dat ik dit als een meditatiemoment kan zien. Oh ja, het is goed zo. Rustig kijk ik weer om mij heen. Naar een toeriste met een fiks toestel, die met veel aandacht foto’s maakt. Telkens schuilt ze achter een stukje muur om het resultaat te bekijken, draait aan wat knoppen voor ze de volgende foto maakt. Ik probeer te ontdekken welk merk camera ze heeft. Jasper heeft een Canon. Dan bedenk ik me ineens dat het eigenlijk onzin is om te weten of ze dezelfde camera heeft als mijn vriend en laat ik het los. Weer kijk ik op mijn telefoon: nog vijf minuten. Ondertussen zijn al heel wat mensen voorbij gekomen. Een oudere Engelse praatgrage dame die net op de trap een Engelse heer heeft ontmoet, waarvan ik dacht dat het haar man was. Een jong Italiaans stel dat in het kwartiertje hier boven een hele fruittas verorbert. Een Duits gezin waarvan de man wil dat zijn vrouw tegen haar zin pal onder een van de vier klokken gaat staan. Een Amerikaanse moeder die haar jonge zoon met geduld uitlegt hoe hij het plein van het oude Romaanse Amfitheater kan zien door hem met zijn ogen het labyrint van daken vanaf de toren te laten volgen. Zijn opgetogen reactie als hij het plein ziet.
Als ik opnieuw kijk, is het 13:02 uur. De klokken luiden dus niet. Een licht gevoel van teleurstelling bekruipt me. En dan corrigeer ik mezelf: ach, hoe erg is het? Je hebt toch mooie foto’s van het stilstaande radarwerk? Mijn maag en zwalkende benen laten me ondertussen weten niet meer tevreden te zijn met die ene sloffe Lu-cracker dus vis ik beneden aan de toren nog een tweede uit mijn rugzak. Een Amerikaanse toeriste naast me vraagt of ik Engels spreek. In lange uithalen en met weidse gebaren vertelt ze dat ze in een kledingwinkel aan het rondkijken was toen ze ineens een jonge Aziatische zwangere vrouw met haar portemonnee in haar hand zag. Met hoge luide stem vervolgt ze: ‘I just gripped it from her hand. So you know. Be careful!’ Dan wensen we elkaar nog een fijne dag en loopt ze weg. Ze draait zich nog een keer om en roept: ‘Be careful!’
Met een beetje hernieuwde energie zoek ik een lunchplekje. Ook daarin zijn mijn ambities vandaag lager. Het hoeft nu niet dat ene bijzondere plekje te zijn waar geen toerist komt en dat alleen ik heb kunnen vinden. Dat is in het Brugge van Italië sowieso kansloos. Mijn enige eisen: licht verteerbaar en schaduwrijk. Ik loop het Amfitheater-plein op, scan het eerste menu op salade, loop één terrasje verder, voel een warme wind en loop terug naar de eerste. Als ik de menukaart in handen krijg, weet ik al wat ik wil en gelukkig staat het op de kaart: een salade met tonijn en ei. Mijn nog licht onrustige maag ontvangt de lichte salade zonder gemor. Hèhè, we zijn op de goede weg terug.
Ik kijk om me heen en denk onwillekeurig terug aan het Toscaanse stadje Sienna. Dat heeft ook een ovaal plein met hoge huizen eromheen. Of was het rond? Dat plein loopt een beetje schuin af. Elk jaar zijn er wedstrijden met paarden waar het hele stadje vanuit de wijde omgeving voor volloopt. Ook toeristen komen erop af. Wij waren er gelukkig op een normale dag. Die spektakels hoeven niet van mij. En zeker niet met paarden. Net als stierenvechten vind ik het pure dierenmishandeling, alleen maar voor plat vermaak. Waar ik ook een hekel aan heb, is de straatmuzikant die net op het plein neerstrijkt. Als vervelende zoemende muggen verstoren de meeste straatmuzikanten je eetlust. Daarna komen ze als honden met de pet bij je tafeltje schooien. Gelukkig zit ik deze keer op de achterste rij en blijft hij bijna midden op het plein. De eigenaar van een café aan de overkant maakt hem ook snel duidelijk dat zijn muziek niet sfeerverhogend werkt. Dus blaast hij snel de aftocht.
Ook ik pak daarna mijn boeltje en kijk op mijn telefoon. Helemaal tijdloos leven kan ik vandaag niet. Ik reken uit hoe laat ik de trein terug naar Pietrasanta moet hebben voor de laatste bus naar onze villa boven op de berg. Genoeg tijd nog voor de grote witte kathedraal, want een stad bezoeken zonder één kerk binnen te gaan is toch zoiets als zonder onderbroek de deur uitgaan. Rustig loop ik die kant op…