Gezicht op meer

Gezicht op een meer Akseli Gallen-KallelaGezicht op meer – Akseli Gallen-Kallela, 1901

Dit schilderij heeft een hallucinerende werking. Niet alleen op mij; meerdere mensen om mij heen bleven met open mond naar Gezicht op meer staren. Nadat twee vrouwen naast mij zich bewust werden van hun verdoofde state of mind en zich herpakten, begonnen ze te oreren hoe geweldig mooi dit schilderij is. En dat ben ik roerend met ze eens.

Alleen al de kleuren waaruit de lucht is opgebouwd: paars, geel, kobaltblauw en zalmroze lijken rond te zwemmen als de vloeistof in een lavalamp uit de jaren ’70. De iele boompjes realistisch en tegelijk onwerkelijk kwetsbaar onder de dramatische lucht. De schittering van de zonsondergang die over het water glijdt in schakeringen geel en lila doet me denken aan schilderijen van Edvard Munch. Starend naar het schilderij droom ik weg, dobberend in een bootje naar de eilandjes in de verte…..

_________________________________________________________________________

Dit schilderij en vele andere mooie schilderijen van Scandinavische kunstenaars zijn tot
5 mei 2013 te bewonderen bij de expositie Nordic Art 1880 – 1920 in het Groninger Museum.

Twee meiden op de Lijnbaansgracht in Amsterdam

Twee meiden op lijnbaansgracht in Amsterdam van Isaac Israels

Twee meiden op Lijnbaansgracht in Amsterdam – Isaac Israels

In mijn vorige blog vertelde ik over mijn fascinatie voor het schilderij Dukdalf in het Groninger Museum.

Een hele andere sfeer dan Dukdalf ademt
Twee meiden op de Lijnbaansgracht in Amsterdam (1894) van Isaac Israëls uit. Hier houden de norse blik in de ogen van de twee meiden en de veel wildere penseelstreek mij juist gevangen. Waar denken de twee meiden aan? Waar gaan ze naartoe? Zijn ze boos op elkaar? Nee, toch niet. De meid rechts op het doek heeft haar linkerarm door die van haar buurvrouw gestoken. Ze lijken heel sterk op elkaar. Zouden het zusjes zijn? Ik ben eens op internet gaan zoeken of ik nog iets over de achtergrond van het schilderij en over Isaac Israëls kon vinden.

Fascinatie voor de drukke stad
Al Googlend stuitte ik op een manuscript dat niet zozeer over beeldende kunst ging, maar over literatuur, namelijk de Inleiding literatuurgeschiedenis voor de internationale neerlandistiek van Agnes Sneller en Judit Gera. Zij schreven dat ‘de schilders Isaac Israels en G.H. Breitner de straat als het toneel beschouwden waar het moderne leven zich afspeelde. In hun schilderijen spelen de straat en de op straat flanerende mensen een centrale rol. En vaak zien we de rode cache-nez van Nescio bij de jonge vrouwen terug.‘ Zo is het rode sjaaltje in het doek Twee meiden op de Lijnbaansgracht in Amsterdam ook een eyecatcher. Andere schilderijen met straattaferelen van Isaac Israels uit die tijd zijn Hoedenwinkel van Mars op de Nieuwendijk, Amsterdam (1893) en Kalverstraat (ca. 1890). Breitner schilderde onder andere Twee meiden (ca. 1890). Volgens Agnes Sneller en Judit Gera was voor beide schilders de grote stad met al zijn nieuwe attributen als etalages, modewinkels, trams en gaslantaaarns een bron van vrolijkheid en roes.’ Ik vraag me af hoe de mannen het nu zouden ervaren over het Rembrandtplein te lopen met alle lichtreclames, cafés en toeristen…..

Wilder dan zijn vader
Hoe kwam Isaac Israëls tot deze schilderijen? Hij is opgeleid in het atelier van zijn vader Jozef Israëls. Jozef was een van de meesters uit de Haagse School, maar Isaac heeft maar een paar jaar de academie in Den Haag gevolgd, van 1880 tot 1882. Verder bleef hij autodidact en koos al snel zijn eigen pad.

Zijn schilderstijl en ook zijn onderwerpen waren veel wilder dan die van zijn vader. Nadat Isaac in 1886 nog korte tijd aan de Rijksacademie Amsterdam had gestudeerd, bleef hij in Amsterdam wonen tot 1908. Daar maakte hij kennis met het mondaine stadsleven en ontmoette hij George Breitner en Willem de Zwart, die zijn schildersvrienden werden. Israëls werd de schilder van het turbulente nachtleven met een vrije, zwierig impressionistische toets. In deze periode schilderde hij de Amsterdamse straattaferelen.
Maar Israëls beperkte zich niet tot Amsterdam. Van 1905 tot 1913 leefde hij in Parijs, waar hij onder de indruk was van Edgar Degas en Henri de Toulouse-Lautrec. Hij had er zijn atelier op de Boulevard de Clichy en schilderde er de specifiek Parijse motieven: het publiek in de parken, de cafés, cabarets en bistro’s, naast de circus- en kermisacrobaten.

Vervolgens verbleef hij tot 1915 in Londen, waar hij belangstelling had voor de ruiters op Rotten Row* en de jonge danseresjes in de balletschool die zijn belangstelling. Daarna ging hij met een tussenpose van een paar jaar de wereld over naar Java om uiteindelijk in 1923 terug te keren naar Den Haag.

Wel heel cru dat een onderdeel van het door hem geliefde stadse leven hem juist zijn leven heeft gekost. Isaac Israëls overleed op 7 oktober 1934, twee dagen nadat hij werd aangereden door een auto waar hij geen uitwendige verwondingen door had opgelopen.

Lees ook over het schilderij Dukdalf in het Groninger Museum.

_________________________________________________________________________

* Rotten Row: weg om het Londense Hyde Park werd aangelegd in 1690 om een veilige route te creëren voor koning Willem III tussen zijn nieuwe verblijfplaats Kensington Palace en St. James’s Palace. Het was een brede laan, verlicht met 300 olielampen, en de eerste verlichte rijweg in Engeland. De naam is vermoedelijk een verbastering van het Franse route du roi.

De collectie Veendorp, Levenswerk van een zorgvuldig verzamelaar t/m 17 maart 2013 in het Groninger Museum.

Bronnen: Inleiding literatuurgeschiedenis voor de internationale neerlandistiek, door Agnes Sneller en Judit Gera, en Wikipedia.

Dukdalf

Dukdalf van Willem Bastiaan Tholen

Dukdalf  van Willem Bastiaan Tholen

Laatst was ik in het Groninger Museum om de kunstverzameling van de Groninger Reurt Jan Veendorp te zien. Tot de dag ervoor had ik nog nooit van deze man gehoord, maar wel van een aantal kunstenaars uit zijn verzameling: George Hendrik Breitner, Isaac Israels, Jan Toorop.

Daarom was ik die ochtend vanuit een zonnig Utrecht naar Groningen vertrokken. Alleen was de zon verdwenen toen mijn trein Groningen binnenreed en hing er een kille nevel boven de stad. In het museum was het gelukkig lekker warm en droog.

Dukdalf
Ik heb die dag veel mooie schilderijen gezien, maar bleef het langst hangen bij Dukdalf van Willem Bastiaan Tholen. Door de lucht die wel leek op de lucht die dag. Hoewel de zalmroze avondschemering meer kleur had dan de troosteloze lucht buiten. Door de schittering in het water en de rust die het schilderij uitstraalde. Kennelijk was dat ook de reden dat Veendorp dit schilderij zo miste. Nadat het Groninger Museum in 1969 zijn hele kunstverzameling in bruikleen had gekregen heeft hij dit schilderij terug ´geleend´. Het heeft tot zijn dood weer bij hem thuis gehangen.

Grappig woord met negatieve bijklank
Misschien bleef ik ook wel bij dit schilderij steken, omdat ik dukdalf zo grappig vind klinken. Het ritme van duk-dalf. Het zien van de dukdalf bracht me ook naar vroeger. De basisschool tegenover de onze heette Dukdalf en daarom stond er één op het schoolplein. Jaren geleden was ik verrast dat mijn vriend niet wist wat een dukdalf was, maar misschien had ik het ook niet geweten als die ene niet tegenover onze school had gestaan. De officiële betekenis is: een paal of houten constructie in het water om schepen aan vast te leggen.

Volgens Wikipedia komt de term dukdalf waarschijnlijk van het Franse ‘duc d’Albe’ ofwel hertog van Alva, een niet als vriendelijk bekend staande hertog. De 17e-eeuwse taalkundige Wigardus à Winschooten, die in Leiden doceerde heeft verklaard:
“Dukdalf, een gebrooken woord, dog seer bekend in deese Neederlanden, als hebbende de naam van dien wreeden Bloedhond Duc de Alba, Governeur van deese Landen,…. dat de Scheepen die sig daar aan koomen te stooten, groot ongemak koomen te lijden, … niet anders als die Luiden, die sig teegen den Duc de Alba eertijds gekant hebben.”

Nog meer moois
Dukdalf was niet het enige mooie schilderij uit de omvangrijke collectie van Reurt Jan Veendorp. Hij begon al vrij jong met verzamelen, maar had niet veel geld. Vandaar dat Veendorp heel lang en zorgvuldig over zijn besluitvorming deed. Voordat hij tot de koop overging, liet hij een kunstwerk eerst een tijd op proef bij hem thuis om te kijken of het dan nog steeds goed voelde. Naast geduld had Veendorp ook oog voor kwaliteit; hij wist van vooraanstaande kunstenaars goed werk te verkrijgen. In meer dan vijftig jaar ontstond toch een flinke collectie van enkele honderden hoogwaardige schilderijen, tekeningen, grafiekbladen en sculpturen.

Terug in de tijd
Zo bracht het schilderij Dukdalf uit 1919 mij terug naar mijn kindertijd in de jaren ´70 én terug naar de 17e eeuw. Ik vraag me af wat voor associaties en herinneringen Veendorp zelf bij de werken uit zijn verzameling had….

____________________________________________________________________________

De collectie Veendorp, Levenswerk van een zorgvuldig verzamelaar  t/m 19 januari 2014 in het Groninger Museum.

Bronnen: Groninger Museum en Wikipedia