Langs ellenlange rijen

Op mijn eerste vrije woensdag na de opening wil ik meteen naar Late Rembrandt in het Rijksmuseum. Om 11 uur kom ik rustig aanlopen en stuit meteen al op de eerste rij. Glimlachend loop ik linea recta naar de beveiliger die me meteen doorlaat. Na rij nummer één volgt rij twee. Eindelijk binnen, denk je dan als bezoeker met je reservering voor Late Rembrandt in de hand. Maar dan moet de langste rij nog komen. Direct na de poortjes slingert rij drie de nieuwe Philips-vleugel in. Ook deze rij kan ik fluitend voorbij…

Late Rembrandt Barbara Tieks

Met mijn Museumkaart vind ik het nooit nodig om een van de vijf vriendenpassen bij ThiemeMeulenhoff te reserveren. Maar nu ben ik er maar wat blij mee: zonder reservering met toeslag van € 7,50 alle ellenlange rijen voorbij! Dat is een van de leuke bijkomstigheden van de samenwerking tussen het Rijksmuseum en ThiemeMeulenhoff.

Eenmaal bij de tentoonstelling ben ik alsnog overweldigd door de enorme drukte. Overal om me heen geroezemoes en geschuifel van mensen. De late Rembrandt heb je duidelijk niet voor je alleen. Zoveel bijzondere werken van over de hele wereld nu allemaal onder één dak. Dat maken we volgens het Rijksmuseum maar één keer in ons leven mee. En dan wil je er natuurlijk bij zijn.

Mijn favoriete werken
Het mooiste vind ik de intiemere portretten. Vooral die waarop vrouwen zijn afgebeeld. De emotie die op hun gezicht te zien is. Prachtig hoe nota bene een man zo waarachtig hun emoties heeft kunnen schilderen! De gepijnigde blik van Lucretia die zelfmoord pleegt uit schaamte, omdat ze verkracht is.

De vertwijfelde blik van de badende Batseba die een brief met een oneerbaar voorstel krijgt van koning David. De onschuldige blik van de badende vrouw die haar witte jurk net iets te hoog optilt. Dat zou zijn vrouw Hendrickje Stoffels kunnen zijn.

Lucretia, Rembrandt van Rijn, 1666 - Minneapolis Institute of Arts

Lucretia

Bathsheba met David’s brief, Rembrandt, ca. 1654

Batseba met David’s brief

Het portret van zijn zoontje Titus aan de lezenaar is ook heel vertederend: het peinzende gezichtje, duim onder zijn kin, de schrijfspullen die vlak voor onze neus over de rand bungelen. En ik blijf ook maar naar de licht melancholische blik van Het Joodse bruidje kijken. Ik ben niet de enige: Vincent van Gogh had zelfs tien jaar van zijn leven over om veertien dagen naar dit schilderij te mogen kijken.

Badende vrouw Rembrandt

Badende vrouw

Titus aan de lezenaar , Rembrandt Harmensz van Rijn, 1655 - Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam

Titus aan de lezenaar

Trots op de samenwerking
Kunst is niet alleen maar mooi om te kijken. Van kunst kijken kan je ook heel veel leren. Over geschiedenis, religie en hoe we als mens naar de wereld om ons heen kijken. Altijd als ik me verder in een kunstwerk of kunstenaar verdiep, leer ik weer nieuwe dingen. Daarom vind ik het ook heel mooi dat ThiemeMeulenhoff en het Rijksmuseum samen de verbinding tussen kunst en leren leggen.

Bronnen beelden: Rijksmuseum, Minneapolis Institute of Art, Boijmans Van Beuningen, Musée du Louvre

Beelden met body

Pantorkrator, Cathedral Santa Maria Assunta in Pisa, Italy. by Cimabue 1302

Pantokrator, Cimabue, 1302

In mijn vorige blog over de ontwikkeling van de christelijke kunst stopte onze reis met de opkomst van de bedevaartsoorden zoals Santiago de Compostella halverwege de 12e eeuw.

In diezelfde tijd beginnen de driedimensionale beelden voorzichtig terug te komen. Beelden die de christenen eerder hadden verboden. Het voornaamste doel is nog steeds: onderwijzen en waarschuwen. Eerst is het nog een bijna plat basreliëf, daarna wordt het een sculptuur die nog half deel van de gevel of pijler uitmaakt en later letterlijk los komt van de architectuur. Ook krijgen de beelden steeds meer volume, natuurlijke houdingen en een echter eigen gezicht. Jezus Christus wordt vaak afgebeeld als Majestus Domini in een amandelvormige aureool – de zogeheten mandorla.

God is licht
In de 13e eeuw vindt Abt Suger: ‘God is licht’. Hij brengt licht, pracht en praal in de kerk om de gelovigen het licht van God te laten ervaren. Hij laat de Romaanse St. Dennis aan de binnenkant verbouwen met Gotische kenmerken, waaronder spitsbogen en prachtig gekleurde roosvensters. Hiermee gaat hij tegen de bestaande conventies in van belangrijke hoofden van kloosterordes, zoals Bernardus van Clairveaux die juist de Romaanse bouw propageren vanwege de soberheid en eenvoud.

In dezelfde eeuw deelt de Italiaanse franciscaanse theoloog Bonaventura (1217/18 – 1274) de mening dat de afbeeldingen niet alleen voor de analfabeten bestemd zijn. De afbeeldingen dienen volgens hem ook als geheugensteun en voor het opwekken van devotie. Als je beelden van de lijdensweg van Christus ziet, kun je meer in het verhaal opgaan dan door het alleen maar te horen.

De bewening van Christus, Giotto, 1304-1313, Scrovegni kapel, Padua

De bewening van Christus, Giotto, 1304-1313

Realistischer in de renaissance
Rond ca. 1300 schildert Giotto di Bondone als eerste twee wenende personen, op de rug gezien in De bewening van Christus. Ook bij de andere fresco’s in de Scrovegni-kapel schildert hij de mensen zoals die normaal ook in een kring om iemand heen staan. Hierdoor worden de voorstellingen realistischer voor de toeschouwer. Wat in deze nieuwe compositie wel heel raar lijkt, zijn de aureolen die bij de mensen op de rug gezien als een soort plaat voor hun kop zweeft. Bij de beeltenissen van de deugden en ondeugden slaagt hij erin een beeld op het platte vlak als driedimensionaal over te laten komen. Zo vertellen alle fresco’s in de Srovegni-kapel heel gedetailleerd en levendig het christelijke verhaal en de leefregels. Niet voor niets schrijft Julian Bell in zijn boek Spiegel van de wereld (2008) dat Giotto ‘nadien is erkend als de grondlegger van de westerse schilderkunst’.

Kunstenaars na Giotto vervolgen de weg die hij in de Italiaanse renaissance is ingeslagen om het verhaal nog overtuigender en geloofwaardiger te maken. De kunstenaars spelen met het perspectief en het weergeven van de omgeving. Later proberen ze ook meer echte emoties uit te beelden.

Middel wordt doel
Waar de natuur of gebeurtenis zo echt mogelijk verbeelden eerst het middel was om het verhaal over te brengen wordt dit rond 1400 een doel op zich. Er vindt een verschuiving plaats van de Kerk als voornaamste opdrachtgever naar de rijke burgers en de hoven. Zo laat Catharina van Kleef een heel duur getijdenboek (een gebedenboek dat de tijden van de dag volgt) decoreren met familiewapens en afbeeldingen van zichzelf dicht bij Maria.

Uomo universalis en il divino
Halverwege de 15e eeuw verschijnt Leonardo da Vinci (1452-1519) op het toneel als een allround wetenschapper. De uomo universalis is zeer geïnteresseerd in de anatomie van het menselijk lichaam. Hij laat in zijn werk Laatste avondmaal (1495-1498) een perfecte balans zien tussen de bijna verstilde Jezus Christus in het midden en de dynamische groep eromheen. De mensen vertellen met hun levensechte houding en echte gebaren het verhaal.

Laatste oordeel (detail),, Michelangelo, 1534-1541, Sixtijnse Kapel Rome

Laatste oordeel (detail),, Michelangelo, 1534-1541

Michelangelo (1475-1564) gaat nog een stap verder. De kunstbiograaf Giorgo Vasari (1511-1574) noemt Michelangelo (1475-1564) zelfs helemaal het summum – ‘il divino’. Zijn verbeelding van de schepping van de aarde (oude testament) op het plafond in de Sixtijnse kapel in Rome is inderdaad fantastisch hemels. Alleen de mannen op zijn voorstelling van het laatste oordeel op de altaarmuur staan er wel heel gespierd op. Zelfs de vrouwen staan erop als uit de kluiten gewassen bodybuilders met geboetseerde borsten.

Zo verbeeldt ´il divino´ uiteindelijk de niet te verbeelden godheid als een aardse mensheid in de hemel. En is hij voor veel kunstenaars na hem een lichtend voorbeeld.

_________________________________________________________________________

Ik heb deze blog geschreven als gastblogger op de website van Kunsthistorische Leergangen Utrecht.

Bronnen: Spiegel van de wereld, Julian Bell, 2008, Wikipedia.nl,
Cursus Inleiding kunstgeschiedenis, Hanneke Leenders – KLU  

Kolkende wolken

Rolling skye, Chiron Pieterson, 1977

Rolling skye, Chiron Pieterson, 1977

Prachtig deze kolkende wolken. Je blijft maar ronddraaien in dit beeld zonder begin- of eindpunt. Draaien totdat het je duizelt. Dit schilderij heet Rolling skye, rollende lucht dus. Ik heb een zwak voor luchten. Vooral voor wolkenluchten. Ademloos kan ik naar de lucht staren. Figuren zien in de wolken die van vorm veranderen, wegdromen in de wolken die voorbij drijven. In de trein, op een terras, tijdens een wandeling…. 

Saaie luchten
Maarten van Rossum vertelde laatst bij Kunstuur in het Mauritshuis in Den Haag ook dat hij dol is op de Nederlandse wolkenluchten. De strakblauwe luchten in Zuid-Europa vond hij maar saai. Ik ben het volmondig met hem eens. Hoewel ik misschien nog wel verliefder ben op de dramatische wolkenluchten in Schotland. De prachtige dreigende regenwolken boven de bergen of een loch waar een straaltje zon doorheen probeert te dringen. Magisch!

Lekkere luchten
Bij de expositie LUCHT! in De Hallen in Haarlem kan ik mijn hart ophalen. Onverzadigbaar loop ik van de ene naar de andere lucht. De kleurrijke herfstluchten van Leo Gestel en Jan Sluijters omarmen me als ik ervoor sta. De warme oktoberzon straalt in stippen en strepen over het landschap en geeft alles een warme gloed. De onheilspellende luchten op het schilderij Gezicht op een stad van Carel Willink intrigeren me. Dit schilderij heet niet voor niets ook wel Naderend onheil. In de catalogus van de tentoonstelling LUCHT! lees ik dat de term ‘Willinkluchten’ zelfs een begrip is geworden. Ik raak maar niet uitgekeken op de ´oude´ Hollandse polderlandschappen met koeien en op de woeste zeegezichten uit de 19e eeuw. Een schilderij van Jacob Maris uit 1877 heeft de veelzeggende titel Wolk effekt.  Natuurlijk mag ook Hendrik W. Mesdag hier niet ontbreken die je waarschijnlijk wel kent van Panorama Mesdag.

Uitvinder van de lucht als thema
Wel ben ik teleurgesteld dat Gezicht op Haarlem met bleekvelden (1665) van Jacob van Ruisdael niet bij deze tentoonstelling hangt. Dat is echt een topper met een enorm wit wolkendek en daaronder de zon die de witte lakens op de grond streelt – de skyline van Haarlem op de achtergrond. Van Ruisdael wordt ook wel de ´uitvinder´ van de lucht als thema in de kunst gezien. Jammer dat ik die nu niet hier zie, maar dan heb ik wel weer een goede reden om binnenkort naar het Mauritshuis in Den Haag te gaan…

Bron: Catalogus LUCHT! in de Nederlandse kunst sinds 1850, Frans Hals Museum en De Hallen Haarlem

Allesbehalve saai

Stilleven met vergulde bokaal, 1635

Stilleven met vergulde bokaal, Willem Claesz. Heda, 1635

Stillevens vond ik altijd zo saai. Zo stil… Totdat ik bij een rondleiding in het Rijksmuseum meegevoerd werd naar dit stilleven van Willem Claesz. Heda. De rondleidster liet me met andere ogen naar dit schilderij kijken.

Ze voerde onze blik over het gesteven tafellinnen langs de zilveren schaal die speelt met de zwaartekracht door net niet te vallen. Onze blik gleed verder langs de glibberig glanzende oesters die eruit zien of ze pas uit de zee komen. Verder naar het groene glas waarin een raam weerspiegelt. Ze vertelde dat het glas met de bolletjes aan de voet een roemer heet. Die bolletjes zijn trouwens geen misbaksels van de glasblazer. Deze zijn bewust aangebracht zodat het glas niet uit de vette vingers zou glijden. Zou nu ook nog best handig zijn bij fingerfood of spareribs.

Pronken met je waren
Hans den Hartog Jager schrijft in zijn boek Dit is Nederland in tachtig meesterwerken dat stillevens aan het begin van de 17e eeuw niet erg in trek waren. Historiestukken met woeste gevechten, portretten en landschappen waren veel populairder. Maar toen de welvaart toenam veranderde dat. Hoe kan je nu beter je rijkdom showen dan met een rijkelijk gedekte tafel met zilverwerk en luxe etenswaren? Met een rijk banket én een eeuwig houdbare reproductie daarvan aan de wand.

Verstilde schoonheid
Zoals op veel stillevens ontbreekt ook hier de gekrulde citroenschil niet. In glas-en zilverwerk, schillen of overrijpe vruchten kon de kunstenaar naast de schoonheid en vergankelijkheid van het leven ook zijn eigen vakmanschap laten zien. Het is inderdaad knap werk om de illusie van een gedekte tafel te wekken met louter verf op een plat vlak. Ik doe het hem in elk geval niet na. De luttele pogingen die ik heb gedaan zijn faliekant mislukt…

Bronnen: Rijksmuseum.nl, Dit is Nederland in tachtig meesterwerken, Hans den Hartog Jager

 

Van verbod tot gebod

De bijzondere ontwikkeling van de christelijke kunst

Petrus en Paulus, 4e eeuw

Petrus en Paulus, 4e eeuw

Van een verbod op enige beeltenis van God tot de beeldengroep Laocoön en zijn zoons en de rijk beschilderde Sixtijnse Kapel in het Vaticaan – hét centrum van het westerse christendom. Hoe hebben de christenen deze radicale ommezwaai gemaakt? En waarom? De ontwikkelingen zijn veelomvattend en regionaal te verschillend om de hele lading te dekken. Maar er valt wel een rode draad in de ontwikkeling van de christelijke kunst te ontdekken.

Hekel aan beelden
Jezus Christus en zijn volgelingen worden eerst als een Joodse sekte beschouwd. Maar rond 30-40 n.Chr. begint het christendom zich snel binnen het Romeinse rijk  te verspreiden. De christenen weigeren de beelden van de Romeinse keizers te aanbidden, verafgoden. Mede door hun weigering de keizers te eren, worden ze door de Romeinen vervolgd.

Bidden in de basilica
Onder het bewind van Constantijn de Grote (280-337) wordt de Romeinse houding ten opzichte van de christenen milder. Kennelijk denkt Constantijn: ‘if you can’t beat them, you’d bettter join them’. Mogelijk had hij zelf ook christelijke overtuigingen? In 324 laat hij de Oude Sint-Pietersbasiliek voor de christenen bouwen. Tot die tijd heeft de Romeinse basilica een algemene functie voor rechtspraak en handel.

In 1506 neemt paus Julius II het initiatief om op de plek van de inmiddels afgetakelde Oude Sint-Pieter de huidige Sint-Pietersbasiliek te bouwen. Een project dat meer dan een eeuw zal duren. Met als resultaat dé basiliek die vandaag de dag nog steeds het hart van de rooms-katholieke kerk vormt.

Boodschap in beeld
De christenen willen hun geloof graag verder verspreiden. Alleen hoe moet je de religieuze boodschap overbrengen aan mensen die niet kunnen lezen? Daarom gaan de christenen toch afbeeldingen gebruiken. Dit zijn hele sobere tweedimensionale beelden met een vaste hiërarchie van figuren. zonder decoratieve elementen die alleen maar van de boodschap kunnen afleiden.

Overigens is niet iedereen het eens met het gebruik van afbeeldingen. Tussen 726 en 824 lopen in het Byzantijnse Rijk de meningen nogal uiteen. De schilder, schrijver en docent kunstgeschiedenis Julian Bell beschrijft deze tendens in zijn boek Spiegel van de wereld (2008). De voorstanders – de zogeheten iconodulen – geloven dat de afbeeldingen van Jezus de ziel in de juiste richting kunnen wijzen. De iconoclasten (beeldenstormers) vinden juist dat bidden voor afbeeldingen afgodendienst is. Net als de eerste christenen.

Moeder Gods van Vladimir, 1131

Moeder Gods van Vladimir, 1131

Iconen in Byzantium
Hoe krijgt de kunst dan toch voet aan de grond? Uiteindelijk overwint het idee dat kunst een religieuze betekenis heeft. In Spiegel van de wereld beschrijft Bell de argumentatie hiervoor: “God, die de mens naar zijn beeld had geschapen en zelf vlees was geworden, garandeerde de rechtgeaardheid van afbeeldingen.”

Volgens Bell ondersteunden de kerkelijke legenden zoals die van Lucas dit standpunt. De heilige Lucas, schrijver van een der evangeliën, zou afbeeldingen hebben gemaakt van de maagd Maria en haar kind tijdens hun leven. 1130 jaar later bidden de schilders in Constantinopel voordat ze beginnen te schilderen. Zo hopen ze naar het voorbeeld van hun voorganger getrouwe beelden van de heilige te maken – de zogeheten iconen. Een mooi voorbeeld hiervan is De maagd van Vladimir, 1131. De gelovigen denken door dergelijke iconen te beschouwen dichter bij de genadige moeder God zelf te komen.

Leven in en met het geloof
Rond de 11e eeuw ontstaan de eerste kloosterordes die kloosters bouwen om zich in totale afzondering aan het geloof te wijden. De gebouwen in de Romaanse stijl zijn heel donker en massief met veel steen, rondbogen en weinig raam. Deze kerken versterken de angst en het nietige gevoel van de mensen. Mooie Nederlandse voorbeelden zijn de Sint-Servaasbasiliek en de Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw in Maastricht.

Reliekhouder, Limoges_ca 1200

Reliekhouder, Limoges, ca. 1200

Halverwege de 12e eeuw willen steeds meer gelovigen zelf de overblijfselen van heiligen zien. Wat doe je dan met de overblijfselen van de heiligen – de zogeheten relikwieën? Natuurlijk kun je die niet zomaar op een schaal leggen. Daarvoor worden reliekhouders gemaakt, soms in de vorm van de relikwie zelf zoals een vinger, schedel of ellepijp. Afhankelijk van de rijkdom van de opdrachtgever worden dit ware rijk gedecoreerde kunstwerken met de kostbaarste pigmenten als goud en azuurblauw.

Interieur kathedraal Santiago de Compostella

Interieur kathedraal Santiago de Compostella

Religieus toerisme
Een van de belangrijkste christelijke bedevaartsoorden is Santiago de Compostella, waar zich volgens de legende het graf van de apostel Jakobus bevindt. De mensen komen van heinde en verre en meestal te voet. Om de pelgrims tijdens hun lange en zware reis onderdak te bieden en het geloof te belijden, ontstaan de eerste pelgrimskerken. Waarom willen ze eigenlijk al deze ontberingen doorstaan? Meestal om te genezen of boete te doen voor hun zonden. Het enige levensdoel in de Middeleeuwen is een plekje in de hemel bemachtigen.

Met de opkomst van het religieuze toerisme stopt onze reis even. Graag neem ik jullie in de volgende blog verder mee.

_________________________________________________________________________

Ik heb deze blog geschreven als gastblogger op de website van Kunsthistorische Leergangen Utrecht.

Bronnen: Spiegel van de wereld, Julian Bell, 2008, Wikipedia.nl,
Cursus Inleiding kunstgeschiedenis, Hanneke Leenders – KLU  

Vallottons vrouwen

De terugkeer van de zee, Félix Vallotton, 1924

De terugkeer van de zee, Félix Vallotton, 1924

Waar kijkt die vrouw toch zo streng naar? Haar blik lijkt wel bevroren. Zou daar de naam van de tentoonstelling ook vandaan komen? Van haar ijzige blik? Haar koele blik in combinatie met de sensuele houding met ontblote schouder trekt in elk geval mijn aandacht. Je zou haar eerder in zo’n pose verwachten op een rode chaise-lounge met een witte poedel aan haar voeten. Niet aan een (keuken-)tafel met een geruit kleed en een boek in haar handen. Dan valt mijn blik op de titel: Terugkeer van de zee. Misschien is ze rozig na een stranddag verzonken in haar boek voordat ze ruw wordt gestoord? 

De naam Félix Vallotton kwam mij niet bekend voor, maar sinds de expositie Het vuur onder het ijs in het Van Gogh Museum heeft hij mijn volle aandacht. En dan vooral zijn geschilderde vrouwenportretten en interieurs. Zijn houtsneden spreken me wat minder aan. En ook zijn pogingen om landschappen te schilderen – want als pogingen zie ik het – vind ik minder geslaagd. Tenminste de landschappen die ik bij deze expositie zag. Op internet zie ik wel mooie landschappen van hem die ik graag live had willen zien. Maar goed, ze kunnen ook niet alles naar Nederland halen.

Vrouwen in alle soorten en maten
Als ik zo naar zijn vrouwenportretten kijk vraag ik me af wat hij nu eigenlijk van vrouwen vond. Hij beeldde ze niet altijd even florissant uit, soms zelfs boosaardig. Volgens de toelichting bij de expositie vond hij de emancipatie van vrouwen maar niets. Mmm, traditioneel ouderwets mannetje dus…. Toch zet hij ze niet alleen als heksen neer. Soms wel heel karikaturaal met hele rare platgeslagen haarbossen op hun hoofd die lijken op een vogelnestje of een uitgezakte steek van Napoleon. Een beetje stripachtig met hele scherpe lijnen en weinig nuances in de textuur van de huid. Misschien komt dat ook wel door zijn liefde voor de Japanse prentkunst?

Een leuke uitzondering op zijn wat vlak aandoende schilderstijl is een studie van een paar vrouwenbillen. Deze doet me door de kleursfeer denken aan L’orgine du monde (1866) van Gustave Courbet. Op de studie van Vallotton lijkt het wel of je de cellulitis ziet. Of komt dat misschien door mijn eigen obsessie voor de sinaasappelhuid?

Wachten, wachten en nog eens wachten

De vrouw met de papegaai, Félix Vallotton, 1909

De vrouw met de papegaai, Félix Vallotton, 1909

Een prachtig werk vind ik De vrouw met de papegaai (1909). Zoals ze daar zo kwetsbaar ligt met haar lichte huid op het witte laken, haar linker hand achter haar nek. Verveling of verleiding? Ik vind het moeilijk te duiden. Volgens de toelichting zou de papegaai de eenzaamheid van de courtisane moeten verlichten. Het is ook wat als je de hele dag op je bedje moet liggen mooi wezen en wachten tot er een behoeftige man met poen voorbij komt….

Dit schilderij is trouwens geschilderd naar het voorbeeld Olympia (1863) van Édouard Manet, maar hier vervangt de papegaai de zwarte kat.

Lekker poedelen

Het bad - zomeravond, Félix Vallotton, 1892

Het bad – zomeravond, Félix Vallotton, 1892

Meerdere van zijn badscènes vind ik heel grappig. Op het cartooneske schilderij Het bad, zomeravond, 1892, zie je allerlei vrouwen lekker poedelen. Het ziet eruit als een gezellige boel. De ene is wat kuiser dan de ander – sommigen dragen een soort witte badjurk. En ook de leeftijden lopen behoorlijk uiteen. Bij de vrouw op de voorgrond heeft de zwaartekracht al wat werk gedaan. Haar borsten wijzen al behoorlijk naar beneden en haar buik is ook niet zo strak meer. Bij de vrouw net achter de bosjes is echt alle elasticiteit eruit. Haar rimpelige billen hangen er sneu bij als uitgedroogd leer. Nu vind ik het wel aandoenlijk. Ik ben benieuwd of ik dat nog steeds zo vind als mijn eigen billen er zo bij hangen.

Iets te gezellig

Het Turkse bad, 1907, Félix Vallotton

Het Turkse bad, Félix Vallotton, 1907

Op Het Turkse bad, 1907 heeft de blonde vrouw vooraan haar arm om een tekkel geslagen. Wat doet een tekkel nu in een badhuis? Lekker onhygiënisch! Ik kom al jarenlang in de sauna en daar zijn toch echt geen huisdieren toegestaan. Behalve die stomme visjes die je voor heel veel Euro’s aan je tenen kan laten knabbelen. Brrrr! Zo te zien zijn de vrouwen trouwens allemaal gezellig met elkaar aan het keuvelen. Ik ben ook weleens in een Turks badhuis geweest en daar was het ook een herrie van jewelste met al die kakelende en schrobbende vrouwen. Doe mij maar de sauna, wel zo rustig.

Ook dit schilderij is geïnspireerd op ander werk – een schilderij met dezelfde naam uit 1862 van Jean Auguste Dominque Ingres. Als je het zo bekijkt was die Vallotton ook wel van het betere jatwerk. Daarin was hij trouwens niet de enige. Veel kunstenaars inspireerden en kopieerden elkaar. Juist als een eerbetoon. Ik zou wel willen dat mij die eer toekwam…

Bronnen: Van Gogh Museum, Wikipedia.org, Wikiart.org

Grensoverschrijdend

Grens, Joop Moesman, 1950

Grens, Joop Moesman, 1950,Centraal Museum Utrecht

Waarom fascineren de werken van Joop Moesman mij zo? Echt vriendelijk kun je zijn schilderijen niet noemen. Eerder bevreemdend, een beetje wreed en seksueel geladen. ´Sex sells´ – dus misschien is dat het wel…

In veel van zijn werken komen (delen van) naakte mannen of vrouwen voor, meestal vervormd. Van de rondborstige vrouwen gaat door hun vleesmassa en houding vaak iets dreigends uit. Zijn schilderstijl is realistisch en tegelijk heel onwerkelijk – typisch surrealistisch. Hij wordt niet voor niets ook wel de Nederlandse Dalí genoemd.

Grens
Neem nu het schilderij Grens uit 1950. Het doek wordt doorsneden door een eindeloos lange witte muur die de grens vormt tussen land en zee. Misschien ook de grens tussen lichaam en geest? Tussen materie en lucht?

Ontblote vrouw
Wie is die voluptueuze vrouw zonder onderbenen en gezicht? Ogenschijnlijk zonder gêne toont ze haar waren. Voor de vorm heeft ze een rafelige sjaal losjes over haar schouders gedrapeerd. De uitsparing van haar sjaal doet me denken aan dat van een non in habijt. Door het silhouet van haar gezicht zie je de zee en de horizon – de grens tussen water en lucht.

Onthoofde vrouwen
Waarom liggen die witte koppen daar zo kris kras door elkaar? Alsof ze achteloos tegen de muur zijn neergekwakt door Griekse bouwvakkers die op de restanten van een Griekse tempel zijn gestuit en balen dat de bouw wordt stilgelegd. En ze weer naar hun centen kunnen fluiten.

De koppen lijken op afgietsels van het borstbeeld van de blauw gesluierde non rechts op het schilderij. Dergelijke bustes zie je in meerdere van zijn werken terug. De heilige Maria die hij niet uit kan staan?

Het lijkt wel alsof een kop zich door het muurtje heen heeft gewurmd en zich wanhopig in zee heeft gestort. Er vlak naast piepen twee dunne sprieterige onderbenen onder een rode gedrapeerde sjaal uit. Op de grens van dood en levend.

Ingemetselde gevallen vrouw
En wie is die gracieuze vrouw in een sierlijke pose half in de muur gemetseld? Het doet me denken aan een prostituee die in het raam op een klant wacht. Ondanks haar witte huid oogt ze als een mens van vlees en bloed, niet als een standbeeld. Haar hoofd, borsten, linker arm en knieën zijn al in de muur verdwenen. Haar rechter hand houdt ze nog aan onze kant van de muur. Ze bevindt zich letterlijk op de grens. Maar de grens van wat?

De grenzen van het katholieke geloof heeft hij in elk geval zeker overschreden. Moesman stak dan ook niet onder stoelen of banken dat hij een hekel had aan de katholieke kerk. Maar wat wilde hij hier nu mee zeggen en met zijn andere werken? Uit het boek Magisch Utrecht van Jan Juffermans maak ik op dat hij zelf niet of nauwelijks uitleg bij zijn werk gaf. En al zeker geen diepzinnige.

Ik vrees dat ik het antwoord op mijn vragen dan ook niet zal krijgen. Ook al zou ik zelf de grens van leven naar dood oversteken voor een praatje met hem in het hiernamaals…..

________________________________________________________________________

Het schilderij Grens en vele andere werken van Moesman zijn tot en met 9 juni 2014 te bewonderen bij de tentoonstelling Surreële werelden in Centraal Museum Utrecht.

Bronnen: Magisch Utrecht van Jan Juffermans, 2010 en CentraalMuseum.nl

De intocht van Christus in Jeruzalem

De intocht van Christus in Jeruzalem, Jan van Scorel, ca. 1526

Het Lockhorstdrieluik is ook wel bekend als het Drieluik met de intocht van Christus in Jeruzalem. Dat verklaart direct het tafereel wat je op het middenpaneel van dit drieluik ziet.

Het is een drukke bedoening daar bovenop de berg. De man met de baard op de ezel moet vast Jezus zijn. De palmtak in zijn hand symboliseert een pelgrim die een bedevaart naar Jeruzalem maakt. Later werd de palmtak ook het symbool voor een heilige die de marteldood is gestorven, zoals Jezus zelf de marteldood aan het kruis is gestorven.

Zijn volgelingen
De vrouw met de rode mantel en gele jurk die ernaast loopt, zou dat Maria Magdalena herself zijn? De mannen rondom Jezus houden hun kleurrijke kleren beschermend tegen hun borst gedrukt. Dat zullen wel zijn apostelen zijn. Patrick de Rynck schrijft in het boek De kunst van het kijken – Iconografie van de Europese schilderkunst 14de-18de eeuw dat de man met de grijze baard helemaal vooraan Petrus voorstelt. De man met het rode haar is Judas – die op dit schilderij al de beloning voor zijn komende verraad in een geldbuidel in zijn hand houdt. De man met het rode gewaad vlak naast Judas lijkt met zijn wijzende vinger ons te willen waarschuwen voor de verrader.

Warm welkom
De half op haar knieën gehurkte vrouw legt een zwart kleed – of misschien is het wel haar eigen omslagdoek – voor Jezus op de grond neer. De man schuin achter de vrouw houdt ook al zijn mantel klaar om deze uit te spreiden. De mensen rechts van Jezus zijn hem vanuit Jeruzalem tegemoet gelopen om hem te verwelkomen. De meesten met palmtakken in hun hand. Patrick de Rynck schrijft in het eerder genoemde kunstboek dat op de katholieke feestdag Palmpasen deze gebeurtenis wordt herdacht.

Jeruzalem in een reis door tijd
Schuin achter de mensenmenigte in vagere kleuren is Jeruzalem te zien, ervoor de Cedron-vallei. Het schijnt dat dit het beeld van Jeruzalem uit Jan van Scorel zijn tijd is en niet zoals het er in Christus’ tijd uitzag.

Op het schilderij zijn veel realistische details te ontwaren: vooraan de oostelijke stadsmuur met de Gouden poort en daarachter het grote Tempelplein met de rotstempel. Aan de noordzijde ligt de Grafkapel met twee koepels en een vierkante klokkentoren. Achter de stad rijst de citadel op. Aan de zuidzijde is de El Aksa moskee zichtbaar. En links van de stad zie je nog de berg Zion met kloostergebouwen.

Goed zijn huiswerk gedaan
Volgens de documentatie van het Centraal Museum is deze topografisch correct weergegeven beeltenis van de stad gebaseerd op een prent naar het stadsgezicht Civitas Hierusalem door Herman van Borculo. Jan van Scorel maakte zelf tijdens zijn reis naar Jeruzalem ook pentekeningen die hij later in zijn atelier in Utrecht in schilderijen uitwerkte.

Goed voorbeeld doet volgen
Als je naar de compositie kijkt, zie je dat deze min of meer schuin door de midden is gesneden. In de driehoek linksonder is het kleurgebruik heel rijk met verzadigde kleuren en gebeurt van alles – daardoor komt dit deel als het ware naar voren. Het vlak rechtsboven is rustig en veel lichter met pastel groen, blauw en zandkleur, en wijkt daardoor als het ware naar de achtergrond. Hoe kwam Jan van Scorel op het idee om dit schilderij op deze manier te schilderen? Volgens het Centraal Museum heeft hij de diagonale compositie ontleend aan de Zondvloed van Michelangelo in Sixtijnse kapel in Vaticaanstad. In de mensfiguren is de invloed van Rafaël zichtbaar.

Ook toen gold kennelijk al de regel: beter goed gejat dan slecht bedacht. Het resultaat mag er dan ook zijn.

Bronnen: www.centraalmuseum.nl , www.wikipedia.org, De kunst van het kijken – Iconografie  van de Europese schilderkunst 14de-18de eeuw, Patrick de Rynck

_______________________________________________________________________

De intocht van Christus in Jeruzalem en ander werk van Jan van Scorel is te bewonderen in het Centraal Museum. Lees meer over Het Lockhorstdrieluik en Drie heiligen op het linker paneel en Nog meer heilige verhalen op het rechter paneel.

Blik der herkenning

Monsieur Jacques - Oswald Wenckebach

Monsieur Jacques – Oswald Wenckebach, 1956

Bijna botste ik vorige week tegen deze heer aan. Nadat ik van de schrik was bekomen keek ik nog eens goed naar deze meneer. ‘Hé, ik ken u. Met uw lange jas, uw tot een scherpe driehoek opgetrokken wenkbrauwen en uw neus in de lucht.’ Maar waarvan toch?

Na even diep in mijn geheugen graven, wist ik het weer. ‘Ja, ik kom u regelmatig tegen in Utrecht. Op het Servaasbolwerk – tegenover de Sterrewacht om precies te zijn. Sterker nog: laatst hebben we met de beeldentour stilgestaan bij u en uw hondje. Uw naam staat zelfs op de sokkel. Nou ja, niet echt uw naam, maar wat u doet. Vandaar dat u zo naar de lucht staat te staren, en geen oog heeft voor uw eigen hondje die daar zo triestig ineengedoken zit. U heeft het te druk om u te bekommeren om uw eigen zielige hondje….´

Evenbeeld
Ik zei net dat ik tegen dezelfde meneer aan botste, maar zeker weten doe ik het niet. Misschien heeft wel dezelfde heer voor deze beelden model gestaan. Misschien ook niet. Zeker is dat deze twee gelijkende beelden van dezelfde kunstenaar zijn: Oswald Wenckebach.

Toch zijn ze niet helemaal uit hetzelfde hout gesneden of liever gezegd uit hetzelfde brons gegoten. Er zijn ook een paar verschillen. De ene is alleen, de ander vergezeld door een hondje. Waar ik door de titel van het beeld weet dat De spoetnikkijker duidelijk ergens naar kijkt, lijkt Monsieur Jacques voor de ingang van het Kröller-Muller Museum in zijn eentje in het niets te staren.

Uw blik verraadt niets
´Zeg, Monsieur Jacques, waarnaar staat u te staren? Of staat u misschien op iemand te wachten? Zo met uw nette lange jas aan, hoed in de handen op de rug. Uw hautaine blik geeft niets prijs. Maar dan ook helemaal niets. Aan uw schepper kan ik het ook niet meer vragen, want die is allang dood. Toch was het leuk even nader met u kennis te maken. En te ontdekken dat u onderdeel was van de Nederlandse inzending van de Wereldententoonstelling 1958 in Brussel.

Nou, dag en tot ziens!’

De spoetnikkijker - OswaldWenckebach,

De spoetnikkijker – OswaldWenckebach, 1957

Op atelierbezoek

20130808-212743.jpg

Talloze malen ben ik er overheen gelopen en langs gefietst zonder dat ik iets in de gaten had.

Tot we op een bloedhete maandagmiddag met de vrijwilligers van het Centraal Museum een rondleiding kregen langs beelden in Utrecht. Of liever gezegd: een selectie van beelden. Want om alle beelden te zien, heb je aan een dag niet genoeg, zelfs een week niet…..

Onze rondleider had ons aan het begin van onze beeldentour al nieuwsgierig gemaakt. Hij zou ons de kers op de taart laten zien. En dat was Atelier Manenburg in het oude verdedigingsbolwerk zeker!

Niet in de laatste plaats, omdat het buiten snikheet was. Toen we achter de grote groene deuren door de donkere gang naar beneden liepen, voelden we de kou langs onze blote benen omhoog kruipen. De geur van oude vochtige kelders en natte klei drong in onze neusgaten. We waren met stomheid geslagen toen we vervolgens midden in een grote open ruimte belandden met een enorme lichtkoepel. Het daglicht stroomde binnen op de beelden en beelden in wording. We wisten van gekkigheid niet waar we moesten kijken. Als kleine kinderen in een snoepwinkel.

Overal om ons heen stonden beelden: groot en klein, van mens en dier, in brons en steen. Beelden in klei nog maar half af. Daar tussendoor vitrinekasten gevuld met kleinere werken. De meeste – of misschien alle – beelden op de bovenverdieping zijn van de inmiddels overleden beeldhouwer Pieter d’Hont.

Pieter d’Hont is in 1940 in dit atelier begonnen. Hij mocht deze ruimte gebruiken om het beeld Wijsheid voor de Spinozabrug te maken in opdracht van de gemeente Utrecht. Vervolgens is hij nooit meer weggegaan en zijn vele beelden in dit atelier onder zijn handen ontstaan. De meesten staan in Utrecht, waaronder van Anne Frank op het Janskerkhof. Ook heeft hij hier meerdere malen Koningin Beatrix geportretteerd, die het atelier zelf ook heeft bezocht.

Na D´Hont zijn dood heeft het atelier jarenlang leeggestaan. Gelukkig zet sinds 2005 een nieuwe generatie beeldhouwers de traditie op deze bijzondere plek voort. En gelukkig heb ik door de rondleiding weer een bijzondere kunstenaar en plek in Utrecht ontdekt.