In tijden heb ik niet zo’n mooie film gezien. In één woord: magisch!
Ruim anderhalf uur heb ik ademloos gekeken naar een film zonder gesproken of geschreven woord. Het ene moment kijk ik naar een heilige plaats boven op een berg in Myanmar, dan weer naar dansende mannen in een gevangenis in de Filipijnen, of naar een batterij werkende Chinezen in een kippenfabriek.
De beelden rijgen zich aaneen als een ononderbroken ketting. De muziek laveert er verstild spiritueel tussendoor. Dan ineens word ik bijna in mijn stoel gedrukt door een zwaar bombastische beat. Continu word ik heen en weer geslingerd tussen vertedering, verwondering en afschuw. Regelmatig besef ik hoe nietig ik als mens ben.
Bron: Barakasamsara.com van regisseur en Ron Fricke en producer Mark Magidson
Everything is legal until you…
‘Well, everything is legal until you get caught,’ zegt Mary. Terwijl ze dit zegt tuit ze haar felrood gestifte lippen. Ondanks de hitte draagt ze een zwart hoedje.
‘Maar elke Amerikaanse burger moet gewoon belasting betalen en zich aan de wet houden,’ reageert Sue onthutst. Sue is zoals altijd gekleed in een vaal shirt en een afgeknipte spijkerbroek. Ze staan op een warme nazomeravond te discussiëren voor de Saloon in de hoofdstraat van Jerôme. Hun vrienden om hen heen houden zich afzijdig.
Aan de half vergane grandeur van hotel Connor even verderop te zien moet Jerôme ooit een rijke mijnwerkersstad in Southwest USA zijn geweest. Nu woont er nog een handvol hippies, freedom seekers. Zo zijn Mary en Sue hier ruim twintig jaar geleden ook verzeild geraakt.
‘Zo simpel werkt het niet,’ vervolgt Sue. ‘Je kunt je niet zomaar aan alle verplichtingen onttrekken en je eigen feestje vieren. Alleen maar doen waar je zelf zin in hebt.’
‘Hell, waarom niet? We leven toch in een free nation? Ik heb het recht het leven te leiden dat ik wil en mijn eigen regels te volgen. Het interesseert me geen moer wat andere mensen van me denken. En de overheid laat me helemaal koud.’
Langzaam kleurt de avondlucht rood en begint het af te koelen. Er verschijnen meer mensen op straat, maar daar hebben de dames geen oog voor. Ze gaan helemaal op in hun eigen gesprek. Sue reageert verontwaardigd: ‘Maar Mary, dit is ronduit belachelijk! Get real! Ieder mens heeft ook een maatschappelijke verplichting. Of je het nu leuk vindt of niet.’
Vol ongeloof kijkt Mary haar aan, haar ogen wijd opengesperd: ‘What? Wat zeg je nu? We wilden juist niets meer te maken hebben met welke instantie dan ook. Ben je dan helemaal vergeten dat we juist daarom onze eigen community hebben opgericht? Je bent het niet waard om nog langer hier te wonen.’
‘Nou Mary, dat bepaal ik zelf wel. Wie denk jij dan wel dat je bent? En by the way, je blijft hangen in je droomwereld. Onze community is al heel lang geleden uit elkaar gevallen. Ze zijn allemaal allang vertrokken: July, Tom, Frank… En zo kan ik nog wel even doorgaan.’
De anderen staken hun eigen gesprek en kijken elkaar aan. “Pff! Dit kon wel weer eens zo’n zinloze uren durende discussie worden. Als Mary zich ergens in vastbijt, maak dan je borst maar nat.”
Mary begint steeds harder te praten. Haar wangen worden knalrood. ‘Nou, ik heb tenminste nog idealen. Ik wil niet de godganse dag in een cubicle op mijn computerscherm staren om geld te verdienen voor de oorlogsbende van Bush. Totaal uitgeblust om 6 PM met zijn allen de metro induiken terug naar een saai rijtjeshuis met een groen gazonnetje in de suburbs. Dag in, dag uit.‘
‘Well Mary, nou overdrijf je wel. Er zijn genoeg mensen die niet meedoen aan die ratrace. Die een eigen moestuin hebben of organic food kopen. En van de belasting die ze betalen, profiteert de lokale gemeenschap net zo goed. Hoe sociaal ben je als je stelselmatig de belasting ontduikt?’
Mary trekt een enorme pruillip. Een teken dat ze voelt dat ze terrein verliest.
‘Nou ja,’ zucht ze. ‘Ik geef mijn zuurverdiende geld liever aan onze lokale gemeenschap dan aan die geldwolven in Washington.´
‘Oh, Mary you’re too kind!’ knipoogt Sue. ‘Als je ons wilt trakteren op een biertje en een lekkere steak. Be my guest! Daar zeggen we toch geen nee tegen, guys?’
__________________________________________________________________
Ik was gefascineerd door de uitspraak van de vrouw met de rode lippen en het zwarte hoedje tijdens onze vakantie in Jerôme jaren geleden. Deze uitspraak inspireerde me tot het schrijven van dit verhaal.
Vrolijk en macaber
Al jaren dansen deze skeletten bij ons in de woonkamer. Als ware artiesten treden ze op tussen de coulissen van de met bloemen beschilderde deurtjes.
De ene danst, de ander zingt of speelt viool, gitaar of harp. Een bespeelt de viool waarop hij balanceert met zijn ene voet, de strijkstok tussen de andere. Een andere heeft een turquoiseblauwe slang in de hand alsof ie een slangenbezweerder is.
De pijpen van de zwierige broeken fladderen om de knokige benen van de heren. De dames hebben hun ribbenkast zonder borsten ontbloot. Hun lange zwarte haren vallen er gracieus overheen. Over hun sleutelbeenderen hangen rijk versierde omslagdoeken. Een heeft zelfs een knalroze bloem in het haar.
De alcohol vloeit rijkelijk. Een skelet staat op zijn kop met een karaf tussen zijn ene voet en een beker tussen zijn andere zichzelf in te schenken. Kortom: het is een dolle pret in het blauwe houten doosje op ons groene kastje. Alle remmen los! Let’s party! Voetjes van de vloer!
De dood vieren
Tegelijk roepen de personages een ander beeld op: de dood. In onze westerse cultuur is de dood naar. Ik vind het ook wel fascinerend. Voor de meeste niet-gelovige mensen is de dood een eindstation. Over en uit! Maar sommige mensen geloven dat je alleen maar over gaat tot een andere fase. Een nieuw begin of een soort eeuwig doorgaan. Daarom vieren de Mexicanen op 2 november de dag van de doden – el Día de los Muertos. Volgens de Mexicanen keert de ziel van de volwassenen op die dag terug naar de aarde. Rondom de dag van de doden maken de mensen de graven schoon en versieren die. Op de dag zelf offeren ze voedsel en drank bij de graven. Vaak eten en drinken ze dat na afloop zelf op, omdat ze geloven dat de ziel van de doden de ziel van het voedsel opgenomen heeft.
Allerheiligen en Allerzielen
Net als het leven niet zwart-wit is, is bij de Mexicanen de dood dus ook niet alleen zwart. Voor de aanhangers van de Rooms Katholieke Kerk is 2 november wel een donkere gedenkdag. Volgens Wikipedia is ´Allerzielen een dag om speciaal te bidden voor alle zielen die nog niet in de hemel zijn, maar in het vagevuur.´ Lekker dan! Maar de kerk biedt nog een lichtpuntje. Als je tijdens je leven op aarde heel goed bent geweest en jezelf hebt opgeofferd voor God, dan word je een dag eerder herdacht, op Allerheiligen. Ik heb eerder al eens geschreven over mijn verwondering over de martelaren en martelaressen van God.
Doe mij dan toch maar de dag van de doden. Ook al is het wat macaber, die Mexicanen weten tenminste wat feesten is.
Bron: Wikipedia
Geel goud
Door de smalle kieren van de espigueros valt een streepje licht over de pas geoogste maïskolven die hier liggen te drogen.
Graftombes in de bergen
Deze stenen gebouwtjes met kruizen op het dak lijken wel graftombes op pootjes. Maar niets is minder waar.
Deze zogeheten espigueros kwamen we tegen in de bergen bij het dorpje Soajo in Noord-Portugal. Door de kieren konden we naar binnen gluren. In sommigen lagen verse maïskolven te drogen. De gebouwtjes van steen en hout staan meestal op winderige plekken in de bergen waardoor frisse bergwind door de smalle kieren stroomt en de maïskolven of andere granen langzaam drogen. De graanschuurtjes staan op poten met dikke stenen schijven om knaagdieren buiten te houden.
De oudste espiguero van de 24 in Soajo staat er al sinds 1782. En nog steeds zijn ze in gebruik.
Blik der herkenning
Bijna botste ik vorige week tegen deze heer aan. Nadat ik van de schrik was bekomen keek ik nog eens goed naar deze meneer. ‘Hé, ik ken u. Met uw lange jas, uw tot een scherpe driehoek opgetrokken wenkbrauwen en uw neus in de lucht.’ Maar waarvan toch?
Na even diep in mijn geheugen graven, wist ik het weer. ‘Ja, ik kom u regelmatig tegen in Utrecht. Op het Servaasbolwerk – tegenover de Sterrewacht om precies te zijn. Sterker nog: laatst hebben we met de beeldentour stilgestaan bij u en uw hondje. Uw naam staat zelfs op de sokkel. Nou ja, niet echt uw naam, maar wat u doet. Vandaar dat u zo naar de lucht staat te staren, en geen oog heeft voor uw eigen hondje die daar zo triestig ineengedoken zit. U heeft het te druk om u te bekommeren om uw eigen zielige hondje….´
Evenbeeld
Ik zei net dat ik tegen dezelfde meneer aan botste, maar zeker weten doe ik het niet. Misschien heeft wel dezelfde heer voor deze beelden model gestaan. Misschien ook niet. Zeker is dat deze twee gelijkende beelden van dezelfde kunstenaar zijn: Oswald Wenckebach.
Toch zijn ze niet helemaal uit hetzelfde hout gesneden of liever gezegd uit hetzelfde brons gegoten. Er zijn ook een paar verschillen. De ene is alleen, de ander vergezeld door een hondje. Waar ik door de titel van het beeld weet dat De spoetnikkijker duidelijk ergens naar kijkt, lijkt Monsieur Jacques voor de ingang van het Kröller-Muller Museum in zijn eentje in het niets te staren.
Uw blik verraadt niets
´Zeg, Monsieur Jacques, waarnaar staat u te staren? Of staat u misschien op iemand te wachten? Zo met uw nette lange jas aan, hoed in de handen op de rug. Uw hautaine blik geeft niets prijs. Maar dan ook helemaal niets. Aan uw schepper kan ik het ook niet meer vragen, want die is allang dood. Toch was het leuk even nader met u kennis te maken. En te ontdekken dat u onderdeel was van de Nederlandse inzending van de Wereldententoonstelling 1958 in Brussel.
Nou, dag en tot ziens!’
Wolken in water
Afbeelding
Pianotoetsen
Afbeelding
Pianotoetsen
Muziekklanken klinken ijl
Hoorbaar in stilte
Dit korte gedicht is een Haiku. Ik heb kennisgemaakt met deze dichtvorm bij het maandelijkse Schrijfcafé in het LHC Utrecht van Nanda Huneman.
Away from it all
Ik lig in mijn bed en de uitlaatgassen van een inparkerende auto dringen mijn neusgaten binnen. Twee studenten staan voor onze deur te kletsen. Ik erger me aan het gekir van de twee flirtende tortelduiven en wens dat ze hun kop houden. Slapen wil ik!
Nu ik hier zo lig, verlang ik naar Isle of Skye (Schotland). Ik verlang naar de stilte, de rust. Naar de frisse zilte lucht. Heerlijk wandelen, genieten van de weidse uitzichten en het kale, desolate landschap. Door de harde wind die vaak waait, krijgen planten nauwelijks de kans te groeien.
De luchten op Skye zijn overweldigend. De zon die af en toe door het donkere wolkendek breekt. De dreigende onweersbui die een fantastische contrasterende lucht geeft. De zon die een zilverglans geeft aan de daken die nog nat zijn van een fikse regenbui. Mooie plaatjes voor een film of documentaire. Andere keren zie je geen hand voor ogen door de dichte mist. Daarom wordt Isle of Skye ook wel ´eiland van de mist´ genoemd.
Ik kijk ernaar uit ´s avonds na een lange wandeling moe en voldaan terug te keren naar onze B&B. Daarna rozig van de inspanning, de warme maaltijd en Talisker whisky urenlang turen over het Wad. Genieten van de oorverdovende stilte. Meer heb ik dan niet nodig.
Geen wonder dat Sara Maitland voor haar boek ‘Stilte als antwoord’ zich 6 weken op dit eiland terugtrok om zelf de absolute stilte te ervaren en te ontdekken wat dit kluizenaarschap met haar deed. Hoe het voelt om helemaal te zijn teruggeworpen op jezelf. Met niets of niemand rekening hoeven houden. Doen en laten waar je zelf zin in hebt. Je besef van tijd verliezen. Zij ontdekte dat ze steeds meer vertraagde en uiteindelijk bijna niets meer deed.
Zover wil ik niet gaan. Wij gaan in mei lekker samen wandelen. Dan is de kans op regen ook het kleinst.
Ik verheug me er nu al op. Heerlijk even away from it all!
Niets is wat het lijkt
Al jaren kom ik langs dit Delfts blauwe tafereeltje op de buitenmuur van het Centraal Museum zonder er speciaal aandacht aan te schenken. Totdat ik laatst de vraag kreeg naar meer werk van deze kunstenaar wist ik niet dat dit werk van Hugo Kaagman was. En dat het helemaal geen lief tafereeltje is. Twee bommenwerpers droppen hun lading boven de Hollandsche molen…..
Van underground…
Toen ben ik me verder in zijn werk gaan verdiepen en ontdekte ik dat hij ook bekend is als de ‘Stencil King’ en ‘Spray Artist’. In de jaren ’70 begon hij met graffiti op straat. In die tijd beschilderde hij ook een Amsterdams kraakpand met zebrastrepen, waarna het pand de naam Zebrahuis kreeg. Daar bracht hij samen met Diana Ozon de Koecrandt uit. Een gestencild punkblaadje, genoemd naar de eeuwig aangekoekte wc-rand in huis….
Een paar van zijn werken uit die tijd kun je nu zien in het Centraal Museum Utrecht bij de expositie over de punktijd ‘God Save The Queen’. Deze tentoonstelling was voor mij een leuke opfriscursus over de tijd waarin ik als Fries provinciaaltje opgroeide met Donald Duck en de SamSam. Amsterdam en punk waren toen een voor mij totaal onbekende wereld.
…tot gevestigd kunstenaar
Na zijn illegale straatkunst kreeg hij in 1983 zijn eerste officiële opdracht. De gemeente Amsterdam vroeg hem toen een graffitikunstwerk te maken op een schutting bij de voorlopige Waterloopleinmarkt. Inmiddels hangen zijn kunstwerken in galeries en musea, en is hij wereldwijd bekend. Vooral om zijn Delfts blauwe prints, die hij ook wel spottend ´Shocking Blue´ noemt.
Zijn werk is vaak dichterbij dan je denkt. Zonder het te weten hebben veel Nederlanders thuis nog wel een of meer van zijn ontwerpen in de badkamer, keuken of zelfs slaapkamer. In 2001-2002 ontwierp hij namelijk een behoorlijke collectie voor HEMA waaronder een slabbetje, deurmat, toilettas, pyjama, keukentextiel, servies en schrijfmateriaal.
Van oost naar west
Voordat hij begon met het Delfts Blauw, brachten meerdere reizen naar onder andere Marokko en Senegal oosterse en Afrikaanse decoratiepatronen in zijn werk. Door de combinatie van de Westerse en niet-Westerse elementen ontstond een eigenzinnige mengeling met een vleugje burgerlijk, avant-gardistisch, spottend en kritisch. Tegelijkertijd behandelt hij elke creatie met respect voor het artistieke aspect van het ambachtelijke werk.
Eenvoudige techniek met veelzijdige toepassing
Hugo Kaagman gebruikt sjablonen in zijn werk. Deze techniek heeft als voordeel dat hij de beelden op elk materiaal kan aanbrengen. Of dit nu aardewerk is, een houting schutting, canvas of zelfs een trein. In Het Spoorwegmuseum zijn nu drie treinen te zien die hij bewerkte met graffiti. Grappig dat zijn eigen atelier ook tussen de treinen staat: op het perron van Station Amsterdam RAI.
Persoonlijk vind ik zijn sjabloneertechniek en onderwerpen een originele vinding, maar houd ik toch meer van schilderijen. Voor mij heeft een schilderij een ziel, die ontroert of juist wakker schudt. Een verfhuid die de ene keer dun en schraal is, een andere keer heel dik en wild. Waar je ogen aan blijven kleven of waar je in gezogen wordt, zoals bij de grote kleurenvlakken van Mark Rothko.
Bronnen: Wikipedia, Het Spoorwegmuseum, Kaagman.nl