Vallottons vrouwen

De terugkeer van de zee, Félix Vallotton, 1924

De terugkeer van de zee, Félix Vallotton, 1924

Waar kijkt die vrouw toch zo streng naar? Haar blik lijkt wel bevroren. Zou daar de naam van de tentoonstelling ook vandaan komen? Van haar ijzige blik? Haar koele blik in combinatie met de sensuele houding met ontblote schouder trekt in elk geval mijn aandacht. Je zou haar eerder in zo’n pose verwachten op een rode chaise-lounge met een witte poedel aan haar voeten. Niet aan een (keuken-)tafel met een geruit kleed en een boek in haar handen. Dan valt mijn blik op de titel: Terugkeer van de zee. Misschien is ze rozig na een stranddag verzonken in haar boek voordat ze ruw wordt gestoord? 

De naam Félix Vallotton kwam mij niet bekend voor, maar sinds de expositie Het vuur onder het ijs in het Van Gogh Museum heeft hij mijn volle aandacht. En dan vooral zijn geschilderde vrouwenportretten en interieurs. Zijn houtsneden spreken me wat minder aan. En ook zijn pogingen om landschappen te schilderen – want als pogingen zie ik het – vind ik minder geslaagd. Tenminste de landschappen die ik bij deze expositie zag. Op internet zie ik wel mooie landschappen van hem die ik graag live had willen zien. Maar goed, ze kunnen ook niet alles naar Nederland halen.

Vrouwen in alle soorten en maten
Als ik zo naar zijn vrouwenportretten kijk vraag ik me af wat hij nu eigenlijk van vrouwen vond. Hij beeldde ze niet altijd even florissant uit, soms zelfs boosaardig. Volgens de toelichting bij de expositie vond hij de emancipatie van vrouwen maar niets. Mmm, traditioneel ouderwets mannetje dus…. Toch zet hij ze niet alleen als heksen neer. Soms wel heel karikaturaal met hele rare platgeslagen haarbossen op hun hoofd die lijken op een vogelnestje of een uitgezakte steek van Napoleon. Een beetje stripachtig met hele scherpe lijnen en weinig nuances in de textuur van de huid. Misschien komt dat ook wel door zijn liefde voor de Japanse prentkunst?

Een leuke uitzondering op zijn wat vlak aandoende schilderstijl is een studie van een paar vrouwenbillen. Deze doet me door de kleursfeer denken aan L’orgine du monde (1866) van Gustave Courbet. Op de studie van Vallotton lijkt het wel of je de cellulitis ziet. Of komt dat misschien door mijn eigen obsessie voor de sinaasappelhuid?

Wachten, wachten en nog eens wachten

De vrouw met de papegaai, Félix Vallotton, 1909

De vrouw met de papegaai, Félix Vallotton, 1909

Een prachtig werk vind ik De vrouw met de papegaai (1909). Zoals ze daar zo kwetsbaar ligt met haar lichte huid op het witte laken, haar linker hand achter haar nek. Verveling of verleiding? Ik vind het moeilijk te duiden. Volgens de toelichting zou de papegaai de eenzaamheid van de courtisane moeten verlichten. Het is ook wat als je de hele dag op je bedje moet liggen mooi wezen en wachten tot er een behoeftige man met poen voorbij komt….

Dit schilderij is trouwens geschilderd naar het voorbeeld Olympia (1863) van Édouard Manet, maar hier vervangt de papegaai de zwarte kat.

Lekker poedelen

Het bad - zomeravond, Félix Vallotton, 1892

Het bad – zomeravond, Félix Vallotton, 1892

Meerdere van zijn badscènes vind ik heel grappig. Op het cartooneske schilderij Het bad, zomeravond, 1892, zie je allerlei vrouwen lekker poedelen. Het ziet eruit als een gezellige boel. De ene is wat kuiser dan de ander – sommigen dragen een soort witte badjurk. En ook de leeftijden lopen behoorlijk uiteen. Bij de vrouw op de voorgrond heeft de zwaartekracht al wat werk gedaan. Haar borsten wijzen al behoorlijk naar beneden en haar buik is ook niet zo strak meer. Bij de vrouw net achter de bosjes is echt alle elasticiteit eruit. Haar rimpelige billen hangen er sneu bij als uitgedroogd leer. Nu vind ik het wel aandoenlijk. Ik ben benieuwd of ik dat nog steeds zo vind als mijn eigen billen er zo bij hangen.

Iets te gezellig

Het Turkse bad, 1907, Félix Vallotton

Het Turkse bad, Félix Vallotton, 1907

Op Het Turkse bad, 1907 heeft de blonde vrouw vooraan haar arm om een tekkel geslagen. Wat doet een tekkel nu in een badhuis? Lekker onhygiënisch! Ik kom al jarenlang in de sauna en daar zijn toch echt geen huisdieren toegestaan. Behalve die stomme visjes die je voor heel veel Euro’s aan je tenen kan laten knabbelen. Brrrr! Zo te zien zijn de vrouwen trouwens allemaal gezellig met elkaar aan het keuvelen. Ik ben ook weleens in een Turks badhuis geweest en daar was het ook een herrie van jewelste met al die kakelende en schrobbende vrouwen. Doe mij maar de sauna, wel zo rustig.

Ook dit schilderij is geïnspireerd op ander werk – een schilderij met dezelfde naam uit 1862 van Jean Auguste Dominque Ingres. Als je het zo bekijkt was die Vallotton ook wel van het betere jatwerk. Daarin was hij trouwens niet de enige. Veel kunstenaars inspireerden en kopieerden elkaar. Juist als een eerbetoon. Ik zou wel willen dat mij die eer toekwam…

Bronnen: Van Gogh Museum, Wikipedia.org, Wikiart.org

Twee meiden op de Lijnbaansgracht in Amsterdam

Twee meiden op lijnbaansgracht in Amsterdam van Isaac Israels

Twee meiden op Lijnbaansgracht in Amsterdam – Isaac Israels

In mijn vorige blog vertelde ik over mijn fascinatie voor het schilderij Dukdalf in het Groninger Museum.

Een hele andere sfeer dan Dukdalf ademt
Twee meiden op de Lijnbaansgracht in Amsterdam (1894) van Isaac Israëls uit. Hier houden de norse blik in de ogen van de twee meiden en de veel wildere penseelstreek mij juist gevangen. Waar denken de twee meiden aan? Waar gaan ze naartoe? Zijn ze boos op elkaar? Nee, toch niet. De meid rechts op het doek heeft haar linkerarm door die van haar buurvrouw gestoken. Ze lijken heel sterk op elkaar. Zouden het zusjes zijn? Ik ben eens op internet gaan zoeken of ik nog iets over de achtergrond van het schilderij en over Isaac Israëls kon vinden.

Fascinatie voor de drukke stad
Al Googlend stuitte ik op een manuscript dat niet zozeer over beeldende kunst ging, maar over literatuur, namelijk de Inleiding literatuurgeschiedenis voor de internationale neerlandistiek van Agnes Sneller en Judit Gera. Zij schreven dat ‘de schilders Isaac Israels en G.H. Breitner de straat als het toneel beschouwden waar het moderne leven zich afspeelde. In hun schilderijen spelen de straat en de op straat flanerende mensen een centrale rol. En vaak zien we de rode cache-nez van Nescio bij de jonge vrouwen terug.‘ Zo is het rode sjaaltje in het doek Twee meiden op de Lijnbaansgracht in Amsterdam ook een eyecatcher. Andere schilderijen met straattaferelen van Isaac Israels uit die tijd zijn Hoedenwinkel van Mars op de Nieuwendijk, Amsterdam (1893) en Kalverstraat (ca. 1890). Breitner schilderde onder andere Twee meiden (ca. 1890). Volgens Agnes Sneller en Judit Gera was voor beide schilders de grote stad met al zijn nieuwe attributen als etalages, modewinkels, trams en gaslantaaarns een bron van vrolijkheid en roes.’ Ik vraag me af hoe de mannen het nu zouden ervaren over het Rembrandtplein te lopen met alle lichtreclames, cafés en toeristen…..

Wilder dan zijn vader
Hoe kwam Isaac Israëls tot deze schilderijen? Hij is opgeleid in het atelier van zijn vader Jozef Israëls. Jozef was een van de meesters uit de Haagse School, maar Isaac heeft maar een paar jaar de academie in Den Haag gevolgd, van 1880 tot 1882. Verder bleef hij autodidact en koos al snel zijn eigen pad.

Zijn schilderstijl en ook zijn onderwerpen waren veel wilder dan die van zijn vader. Nadat Isaac in 1886 nog korte tijd aan de Rijksacademie Amsterdam had gestudeerd, bleef hij in Amsterdam wonen tot 1908. Daar maakte hij kennis met het mondaine stadsleven en ontmoette hij George Breitner en Willem de Zwart, die zijn schildersvrienden werden. Israëls werd de schilder van het turbulente nachtleven met een vrije, zwierig impressionistische toets. In deze periode schilderde hij de Amsterdamse straattaferelen.
Maar Israëls beperkte zich niet tot Amsterdam. Van 1905 tot 1913 leefde hij in Parijs, waar hij onder de indruk was van Edgar Degas en Henri de Toulouse-Lautrec. Hij had er zijn atelier op de Boulevard de Clichy en schilderde er de specifiek Parijse motieven: het publiek in de parken, de cafés, cabarets en bistro’s, naast de circus- en kermisacrobaten.

Vervolgens verbleef hij tot 1915 in Londen, waar hij belangstelling had voor de ruiters op Rotten Row* en de jonge danseresjes in de balletschool die zijn belangstelling. Daarna ging hij met een tussenpose van een paar jaar de wereld over naar Java om uiteindelijk in 1923 terug te keren naar Den Haag.

Wel heel cru dat een onderdeel van het door hem geliefde stadse leven hem juist zijn leven heeft gekost. Isaac Israëls overleed op 7 oktober 1934, twee dagen nadat hij werd aangereden door een auto waar hij geen uitwendige verwondingen door had opgelopen.

Lees ook over het schilderij Dukdalf in het Groninger Museum.

_________________________________________________________________________

* Rotten Row: weg om het Londense Hyde Park werd aangelegd in 1690 om een veilige route te creëren voor koning Willem III tussen zijn nieuwe verblijfplaats Kensington Palace en St. James’s Palace. Het was een brede laan, verlicht met 300 olielampen, en de eerste verlichte rijweg in Engeland. De naam is vermoedelijk een verbastering van het Franse route du roi.

De collectie Veendorp, Levenswerk van een zorgvuldig verzamelaar t/m 17 maart 2013 in het Groninger Museum.

Bronnen: Inleiding literatuurgeschiedenis voor de internationale neerlandistiek, door Agnes Sneller en Judit Gera, en Wikipedia.