Te mooi om waar te zijn

Als de TGV op een zonnige zaterdagmorgen Gare du Nord binnenrijdt, sta ik al met mijn tas over mijn schouder bij de deur. Plassen in de trein vind ik smerig dus wilde ik wachten tot we bij het hotel zijn. Dat moment kan niet al te lang meer op zich laten wachten.

Met een volle blaas loop ik achter mijn vriend aan. We stoppen voor een café in Quartier Latin. Het nummer klopt. Hier moet het zijn. Tussen een paar muffige mannen door wurmen we ons naar de bar terwijl de rook ons in het gezicht slaat. De barman begroet ons met een norse ‘bonjour’. Nadat mijn vriend het papiertje met de reservering heeft laten zien, geeft hij ons de sleutel en knikt naar de deur aan het einde van de bar. De verlossing is nabij.

Als we de deur door stappen, zijn de muren net zo vergeeld als in het café zelf. We lopen de smalle, krakende trap op. Sommige traptreden buigen gevaarlijk door en de leuning durf ik niet te gebruiken. Twee trappen, drie… ik knap bijna. Vier trappen en dan zien we het nummer van onze kamer. Ik maan mijn vriend de kamerdeur snel open te maken. We stappen over de drempel en zien een kamer met één raam en één twijfelaar onder de balken. Geen andere deur, dus geen w.c.

Ik ren terug naar de gang en open de eerstvolgende deur die ik zie. De stank van urine walmt me tegemoet, maar ik heb geen keuze meer. Snel laat ik mijn broek zakken. Opgelucht duw ik mezelf weer overeind. Als ik weg wil lopen, plakken mijn voeten vast aan de vieze vloer. Zo smerig heb ik het nog nooit ergens gezien. Zelfs niet in de kroeg.

Terwijl ik met hangende schouders terugloop naar de kamer komt er net een oude man de trap op. Met zijn grijze klitterige haar en oude kleren heeft ie veel weg van een clochard. Teleurgesteld kijk ik mijn vriend aan. Ik had toch een iets andere voorstelling van een romantisch weekendje Parijs. ´Tja,´ reageert mijn vriend, ´het was ook te mooi om waar te zijn voor zo weinig geld op zo´n topplek. Maar ach, het bed is wel schoon.´ We besluiten daarom toch maar te blijven en van de stad te gaan genieten.

Die avond lopen we, voor we terug naar ons ´hotel´ gaan, eerst langs de McDonald´s voor een sanitaire stop. Nadat we uiteindelijk ondanks de herrie onder ons toch in slaap zijn gevallen, word ik tegen vier uur weer wakker. Radeloos staar ik een tijdje naar het plafond. Ik moet plassen en kan het niet tot de ochtend ophouden. Met grote tegenzin doe ik het licht aan en slinger mijn benen over de bedrand. Als ik me voorover buig om mijn schoenen aan te trekken, valt mijn oog op een grote lege waterfles. Ik graaf in mijn toilettas en vind het nagelschaartje die ik zonder aarzeling in de waterfles boor. Centimeter voor centimeter knip ik de fles in tweeën. ‘Wat doe je?’ klinkt er vanuit het bed. Dan ziet hij al waar ik mee bezig ben. Hij kan zijn lachen niet inhouden als ik met veel gestuntel de fles vul.

Nooit probeer ik meer voor een dubbeltje op de eerste rang te komen, neem ik me heilig voor.

________________________________________________________________________

Dit verhaal dat zich eind jaren negentig afspeelde, kwam weer bij me op tijdens het schrijfcafé van Nanda Huneman in het LHC. Gelukkig kan je tegenwoordig eerst reviews over een verblijf checken op internet.

Bron afbeelding: blog.mcwilliams.ca