Trip down back to memory lane

Een vriendin stelt me voor om samen naar een tijdelijke tentoonstelling in de Lakenhal in Leiden te gaan. Zij is helemaal blij dat de tentoonstelling wegens corona is verlengd en er nog net naartoe kan. Ik heb eerder werk van de viltkunstenaar Claudy Jongstra gezien en kon er toen niet zo veel mee. Ik loop dus niet meteen warm, maar laat me graag verrassen.

Wel kijken, niet voelen

Bij de entree krijgen we een kaartje in handen gedrukt met de tekst “Zijn we in deze tijd, waarin we zintuiglijk verarmd zijn, nog wel in staat om onze zintuigen écht te gebruiken?”. Interessante vraag. Ik mag graag overal aan voelen én ruiken. Mijn vriend lacht mij daar wel vaak om uit: ‘Je bent toch geen hond?’. Maar gebruik ik verder wel écht al mijn zintuigen? Poeh! Daar weet ik niet één, twee, drie het antwoord op.

Het vilt bij de tentoonstelling nodigt mij vooral uit om aan te voelen. Helaas moeten we het door de veiligheidsmaatregelen doen met het plukje wol onderaan het kaartje.

Dwalen door zalen

Na de entree stuiten we op twee blauwe bordjes met Claudy Jongstra: één naar links en één naar rechts. Even ben ik van mijn stuk. Keuzestress! Ik mag altijd graag de aangegeven looproute volgen, omdat ik ervan uitga dat de makers van de tentoonstelling daarbij een logische volgorde hebben bedacht. Ienemienemutte! We slaan rechtsaf en volgen de blauwe bordjes, de trap op, en zo dwalen we van zaal tot zaal speurend naar de blauwe panelen met de uitleg bij de werken. En in onze L@kanapp voor de audiotour. Kijkend naar haar werk, luisteren we naar de toelichting van Claudy zelf en de beleving van Vincent Bijlo. Hij mocht wel overal aankomen! Zo ervaren we de werken ook een beetje via Vincent zijn vingers. Doordat de tentoonstelling verspreid is over de zalen kom je ook meteen in aanraking met de vaste collectie en leer ik dat de ‘lakens’ waarmee Leiden in de Gouden Eeuw rijk werd, het woord is voor een van wol geweven stof die daarna is vervilt en geschoren. Daardoor wordt de stof warmer en sterker.

Vervlogen herinneringen

We stuiten op een vitrine met allerlei instrumenten – voor het scheren van schapen tot en met het spinnen en kleuren van de wol. Bij het zien van de spintol denk ik weer terug aan de logeerpartijen bij tante Truus. Zij spon van de ruwe wol garen om te breien en te weven. Wanneer ik bij haar logeerde mocht ik zelf ook garen spinnen. In de hoek van haar kleine woonkamer in Hoogezand stond een weefgetouw dat de halve kamer vulde. Voor mijn verjaardag gaf ze mij een een klein weefgetouw voor op tafel. Hele middagen zat ik thuis te weven met stroken oude lompen. Een schok van herkenning gaat door met heen bij het zien van het enorme werk Nine. ‘Die blauwe geweven stukjes, dat maakte ik vroeger thuis!’ Door te lezen dat ze zelf Drentse heideschapen hoedt, ben ik weer dat kleine meisje dat met papa en mama ging wandelen op de Dwingeloosche heide. Met als beloning in het vooruitzicht een pannenkoek met stroop bij de pannenkoekenboerderij in Borger.

Wolkunstenaar of activist

Op haar eigen website zegt Claudy dat ze heel lang ´wolkunstenaar´ is genoemd, maar een activist is. Omdat ze mensen wil aansporen actie te ondernemen. Ik vind dat jammer, omdat een kunstenaar in mijn beleving mensen juist via de kunst op verschillende manieren beroert en beweegt. Of dat nu alleen via de ogen of oren is, of via alle zintuigen…

Te mooi om waar te zijn

Als de TGV op een zonnige zaterdagmorgen Gare du Nord binnenrijdt, sta ik al met mijn tas over mijn schouder bij de deur. Plassen in de trein vind ik smerig dus wilde ik wachten tot we bij het hotel zijn. Dat moment kan niet al te lang meer op zich laten wachten.

Met een volle blaas loop ik achter mijn vriend aan. We stoppen voor een café in Quartier Latin. Het nummer klopt. Hier moet het zijn. Tussen een paar muffige mannen door wurmen we ons naar de bar terwijl de rook ons in het gezicht slaat. De barman begroet ons met een norse ‘bonjour’. Nadat mijn vriend het papiertje met de reservering heeft laten zien, geeft hij ons de sleutel en knikt naar de deur aan het einde van de bar. De verlossing is nabij.

Als we de deur door stappen, zijn de muren net zo vergeeld als in het café zelf. We lopen de smalle, krakende trap op. Sommige traptreden buigen gevaarlijk door en de leuning durf ik niet te gebruiken. Twee trappen, drie… ik knap bijna. Vier trappen en dan zien we het nummer van onze kamer. Ik maan mijn vriend de kamerdeur snel open te maken. We stappen over de drempel en zien een kamer met één raam en één twijfelaar onder de balken. Geen andere deur, dus geen w.c.

Ik ren terug naar de gang en open de eerstvolgende deur die ik zie. De stank van urine walmt me tegemoet, maar ik heb geen keuze meer. Snel laat ik mijn broek zakken. Opgelucht duw ik mezelf weer overeind. Als ik weg wil lopen, plakken mijn voeten vast aan de vieze vloer. Zo smerig heb ik het nog nooit ergens gezien. Zelfs niet in de kroeg.

Terwijl ik met hangende schouders terugloop naar de kamer komt er net een oude man de trap op. Met zijn grijze klitterige haar en oude kleren heeft ie veel weg van een clochard. Teleurgesteld kijk ik mijn vriend aan. Ik had toch een iets andere voorstelling van een romantisch weekendje Parijs. ´Tja,´ reageert mijn vriend, ´het was ook te mooi om waar te zijn voor zo weinig geld op zo´n topplek. Maar ach, het bed is wel schoon.´ We besluiten daarom toch maar te blijven en van de stad te gaan genieten.

Die avond lopen we, voor we terug naar ons ´hotel´ gaan, eerst langs de McDonald´s voor een sanitaire stop. Nadat we uiteindelijk ondanks de herrie onder ons toch in slaap zijn gevallen, word ik tegen vier uur weer wakker. Radeloos staar ik een tijdje naar het plafond. Ik moet plassen en kan het niet tot de ochtend ophouden. Met grote tegenzin doe ik het licht aan en slinger mijn benen over de bedrand. Als ik me voorover buig om mijn schoenen aan te trekken, valt mijn oog op een grote lege waterfles. Ik graaf in mijn toilettas en vind het nagelschaartje die ik zonder aarzeling in de waterfles boor. Centimeter voor centimeter knip ik de fles in tweeën. ‘Wat doe je?’ klinkt er vanuit het bed. Dan ziet hij al waar ik mee bezig ben. Hij kan zijn lachen niet inhouden als ik met veel gestuntel de fles vul.

Nooit probeer ik meer voor een dubbeltje op de eerste rang te komen, neem ik me heilig voor.

________________________________________________________________________

Dit verhaal dat zich eind jaren negentig afspeelde, kwam weer bij me op tijdens het schrijfcafé van Nanda Huneman in het LHC. Gelukkig kan je tegenwoordig eerst reviews over een verblijf checken op internet.

Bron afbeelding: blog.mcwilliams.ca

Dertien minuten

Ik sta op de klokkentoren ‘Torre dell’Orologio’ in Lucca en heb alle tijd van de wereld. Vandaag kan ik zoveel kerken bezoeken als ik wil. Alleen zijn er hier niet zoveel spraakmakende.

Hoe anders is dat in Rome of Florence. ‘Vandaag mag je één kerk bekijken. Je mag er zolang blijven als je wilt. Als het maar bij één blijft.’ Dat was wat Jasper zei tijdens ons laatste bezoek aan Florence. Dat moest dan wel de ultieme, meest bijzondere kerk allerkerken worden. Een unieke beleving die ik nooit zou vergeten. Keer op keer las ik de beschrijvingen in de Lonely planet door. Keuzestress kroop in mijn lijf. Eén kerk Barbara, kies één kerk. Diezelfde vakantie waren we ook op bedevaart naar de ultramarijn-blauwe Scrovegni-kapel van Giotto in Padova geweest. Toen ik las dat in de Santa Maria Novelle een werk van Giotto hing, gaf dat de doorslag. Santa Maria Novelle zou het worden.

Daar aangekomen nam ik gretig de audiotoer in ontvangst. Meter voor meter tastte ik met mijn ogen de wanden, vloeren en het plafond af. Giotto, Masaccio, Filippino Lippi en nog veel meer kunstenaars die ik herkende uit de lessen kunstgeschiedenis. Zo doolde ik gelukzalig door de immense kerk. Jasper was allang afgehaakt en had zich, nadat hij foto’s had gemaakt, geïnstalleerd in de binnentuin. Ik mocht hier zo lang blijven als ik wilde, dus dat deed ik dan ook.

Na ongeveer anderhalf uur was mijn geest verzadigd en verlangde mijn buik naar iets anders dan geestelijke verrijking. Dus zocht ik Jasper die glimlachend zei: ‘Je wordt nog eens een non.’ Samen slenterden we verder door de stad, op zoek naar een schaduwrijk terras. Deze keer hadden we gelukkig nog energie om de rest van de stad te ontdekken. Hoe anders was dat toen we de eerste keer in Florence per se het hele Uffici wilden zien. Totaal uitgeput vielen we toen op het eerste het beste grasveld neer om geen stap meer te verzetten. Zoveel indrukken, zoveel schoonheid. Er schiet me te binnen dat er zoiets bestaat als een ´Florence-waan´. Mensen die totaal doorslaan na het zien van alle schoonheid om hen heen. Het wordt het ´Florence Syndroom´ of ´Stendahl Syndroom´ genoemd. Dat gebeurt natuurlijk niet alleen in Florence. Ook in Rome weet je van gekkigheid niet meer waar je moet kijken. Welke kerk je toch maar voorbij moet lopen zonder naar binnen te gaan. Ook in de St. Pieter en de Sixtijnse kapel in Rome waren mijn benen al moe en mijn hoofd vol voordat ik alles goed had kunnen bekijken. Het bekende gevoel bekroop me; dit is mijn enige kans. Ik moet alles hebben gezien, anders telt het niet.

Hoe anders is dat vandaag in Lucca. Ik sta hier op de toren, kijk naar de typisch Toscaanse rode daken en vierkante torens om mij heen. Ik geniet van het uitzicht op de glooiende Apennijnen erachter. Verder hoef ik even helemaal niets. Een klein overzichtelijk stadje omringd door stadsmuren zonder echte hoogtepunten. Dus ik kan ook even echt niet zoveel. Ik ben blij dat ik de lat eens een keer laag heb gelegd, rekening houdend met mijn nog niet helemaal fitte lijf en de Toscaanse hitte. Ik loop na ruim een half uur mijmeren, schrijven en foto´s maken naar beneden en bedenk me dan ineens. Het zou natuurlijk wel gaaf zijn de vier enorme bronzen klokken boven mijn hoofd te horen luiden en het radarwerk te zien bewegen. Dus draai ik me resoluut om en loop de paar trappen weer terug naar boven. Dertien minuten wachten nog. Even voel ik onrust opkomen. Dertien hele minuten wachten? Dan bedenk ik me dat ik dit als een meditatiemoment kan zien. Oh ja, het is goed zo. Rustig kijk ik weer om mij heen. Naar een toeriste met een fiks toestel, die met veel aandacht foto’s maakt. Telkens schuilt ze achter een stukje muur om het resultaat te bekijken, draait aan wat knoppen voor ze de volgende foto maakt. Ik probeer te ontdekken welk merk camera ze heeft. Jasper heeft een Canon. Dan bedenk ik me ineens dat het eigenlijk onzin is om te weten of ze dezelfde camera heeft als mijn vriend en laat ik het los. Weer kijk ik op mijn telefoon: nog vijf minuten. Ondertussen zijn al heel wat mensen voorbij gekomen. Een oudere Engelse praatgrage dame die net op de trap een Engelse heer heeft ontmoet, waarvan ik dacht dat het haar man was. Een jong Italiaans stel dat in het kwartiertje hier boven een hele fruittas verorbert. Een Duits gezin waarvan de man wil dat zijn vrouw tegen haar zin pal onder een van de vier klokken gaat staan. Een Amerikaanse moeder die haar jonge zoon met geduld uitlegt hoe hij het plein van het oude Romaanse Amfitheater kan zien door hem met zijn ogen het labyrint van daken vanaf de toren te laten volgen. Zijn opgetogen reactie als hij het plein ziet.

Als ik opnieuw kijk, is het 13:02 uur. De klokken luiden dus niet. Een licht gevoel van teleurstelling bekruipt me. En dan corrigeer ik mezelf: ach, hoe erg is het? Je hebt toch mooie foto’s van het stilstaande radarwerk? Mijn maag en zwalkende benen laten me ondertussen weten niet meer tevreden te zijn met die ene sloffe Lu-cracker dus vis ik beneden aan de toren nog een tweede uit mijn rugzak. Een Amerikaanse toeriste naast me vraagt of ik Engels spreek. In lange uithalen en met weidse gebaren vertelt ze dat ze in een kledingwinkel aan het rondkijken was toen ze ineens een jonge Aziatische zwangere vrouw met haar portemonnee in haar hand zag. Met hoge luide stem vervolgt ze: ‘I just gripped it from her hand. So you know. Be careful!’ Dan wensen we elkaar nog een fijne dag en loopt ze weg. Ze draait zich nog een keer om en roept: ‘Be careful!’

Met een beetje hernieuwde energie zoek ik een lunchplekje. Ook daarin zijn mijn ambities vandaag lager. Het hoeft nu niet dat ene bijzondere plekje te zijn waar geen toerist komt en dat alleen ik heb kunnen vinden. Dat is in het Brugge van Italië sowieso kansloos. Mijn enige eisen: licht verteerbaar en schaduwrijk. Ik loop het Amfitheater-plein op, scan het eerste menu op salade, loop één terrasje verder, voel een warme wind en loop terug naar de eerste. Als ik de menukaart in handen krijg, weet ik al wat ik wil en gelukkig staat het op de kaart: een salade met tonijn en ei. Mijn nog licht onrustige maag ontvangt de lichte salade zonder gemor. Hèhè, we zijn op de goede weg terug.

Ik kijk om me heen en denk onwillekeurig terug aan het Toscaanse stadje Sienna. Dat heeft ook een ovaal plein met hoge huizen eromheen. Of was het rond? Dat plein loopt een beetje schuin af. Elk jaar zijn er wedstrijden met paarden waar het hele stadje vanuit de wijde omgeving voor volloopt. Ook toeristen komen erop af. Wij waren er gelukkig op een normale dag. Die spektakels hoeven niet van mij. En zeker niet met paarden. Net als stierenvechten vind ik het pure dierenmishandeling, alleen maar voor plat vermaak. Waar ik ook een hekel aan heb, is de straatmuzikant die net op het plein neerstrijkt. Als vervelende zoemende muggen verstoren de meeste straatmuzikanten je eetlust. Daarna komen ze als honden met de pet bij je tafeltje schooien. Gelukkig zit ik deze keer op de achterste rij en blijft hij bijna midden op het plein. De eigenaar van een café aan de overkant maakt hem ook snel duidelijk dat zijn muziek niet sfeerverhogend werkt. Dus blaast hij snel de aftocht.

Ook ik pak daarna mijn boeltje en kijk op mijn telefoon. Helemaal tijdloos leven kan ik vandaag niet. Ik reken uit hoe laat ik de trein terug naar Pietrasanta moet hebben voor de laatste bus naar onze villa boven op de berg. Genoeg tijd nog voor de grote witte kathedraal, want een stad bezoeken zonder één kerk binnen te gaan is toch zoiets als zonder onderbroek de deur uitgaan. Rustig loop ik die kant op…

De twee gezusters

Pavane pour un marquis défunt

Pavane pour un marquis défunt, J.H. Moesman, 1963, Centraal Museum

Toen ik van de week voor dit schilderij stond, moest ik denken aan een borstbeeld dat ik een paar keer heb gezien in het Rijksmuseum. 

De dame op het schilderij Pavane pour un marquis défunt kijkt verdrietig naar beneden. Bijna net als haar gebeeldhouwde zuster Maria die rouwt om haar gestorven zoon. Hun beider hoofden zijn keurig bedekt en ook hun hals is volledig verborgen onder de gedrapeerde stof.

Daar houdt de gelijkenis dan ook meteen op. Als je je blik iets laat zakken, stuit je op twee borsten die sneu en slapjes over de sokkel hangen waarop haar bovenlijf rust. Daardoor krijgt het tafereel iets pornografisch. Maar door haar serieuze naar beneden gerichte blik is de associatie met een Playboy-pakje ver te zoeken. De naargeestige ruïne op de achtergrond met slechts twee verlichte ramen en de kale bomen in de duistere nacht zijn nou ook niet bepaald sfeerverhogend.

Maria als Mater Dolorosa (Moeder van Smarten)

Maria als Mater Dolorosa (Moeder van Smarten), Pietro Torrigiani, ca. 1507 – ca. 1510, Rijksmuseum

Zou Moesman het beeld van de kunstenaar Pietro Torrigiani ook in het Rijksmuseum hebben gezien en erdoor zijn geïnspireerd? Hij gebruikte wel vaker voorbeelden, zoals krantenknipsels. Net als Marlene Dumas.

Ik denk dat Torrigiani zich in zijn graf zou omdraaien bij het zien van dit schilderij.

Of zijn beeld daadwerkelijk als voorbeeld heeft gediend? We zullen het nooit weten. Maar voor mij staat de gelijkenis als een paal boven water.

________________________________________________________________________

Sinds de heropening van het Centraal Museum is het schilderij Pavane pour un marquis défunt van de Utrechtse schilder J.H. Moesman permanent te zien bij de Wereld van Utrecht.

Maria als Mater Dolorosa van de Italiaanse kunstenaar Pietro Torrigilani is permanent te zien in de middeleeuwse vleugel van het Rijksmuseum.

 

Uitsloverij

Bronsttijd Het Nationale Park De Hoge Veluwe

Zonder gene naar geile mannetjes kijken? Dat kan in Het Nationale Park De Hoge Veluwe. Elk jaar in september is het feest op de Veluwe. Het hele jaar kijken de mannetjes er naar uit om een maand lang helemaal los te gaan. Nou ja, losgaan? Ze sloven zich een maand lang uit om een paar vrouwtjes te veroveren voor luttele seconden….

To see or not to see?
Nadat we met zestig man in een zaaltje naar de introductiefilm over de bronsttijd hadden gekeken, gingen we in drie groepen uit elkaar. Onze gids deed meteen even aan verwachtingsmanagement: het blijft de natuur en die laat zich niet voorspellen. Dus voor hetzelfde geld zouden we niets zien. Waren we daarvoor uren onderweg geweest? Toen we bij de kijkershut aankwamen, moesten we onze mobiele telefoon op stil zetten en mochten we niet flitsen. Tot onze verbazing mochten we wel zachtjes praten. De herten zijn al zo aan mensen gewend dat ze daarvan niet meer schrikken. Hoezo wild? Waar ze wel van schrikken is een hand die ineens tussen de houten planken van de hut doorsteekt. Dus handjes binnenboord!

We hadden mazzel. Vlak voor onze neus stond een roedel met jawel, een mannetje erbij. En uitsloven dat die zich deed. Om de vrouwtjes heen drentelen en er met zijn tong uit zijn bek achteraan lopen om hun geur op te snuiven. Zo ruikt ie wanneer een vrouwtje tochtig is en klaar voor de daad. Dat is maar 36 uur per jaar en dan wil je er wel bij zijn. Dus er werd heel wat af gesnoven. Als een dame van de roedel weg dreigde te lopen ging ie er ook meteen achteraan.

Axe-effect
De vrouwtjes willen ook wat. Dus nam ie een lekker piesbad. Eerst tegen zijn eigen buik aan sprietsen en vervolgens in het zand rollen zodat ie all over his body was geparfumeerd. Een soort Axe-effect! Je moet het maar lekker vinden. Een hinde – een vrouwelijk hert – kennelijk wel.

Daar word je stil van
Maar het meest indrukwekkend van allemaal was wel het burlen. Als dat hert zijn kop in zijn nek gooit en zijn keel wagenwijd openzet. Wat een oerkreten die dat beest uitstoot. Kippenvel krijg je ervan. Brrrr! Het lijkt wel een soort hees geloei van een koe, maar dan veel harder, zwaarder en galmender. Het heeft ook wel iets van een misthoorn. Telkens als het hert zijn keel open gooide, hield de gids zijn mond. Dan waren we allemaal muisstil. Dat burlen doen ze trouwens om de vrouwtjes te imponeren en andere mannetjes te intimideren.

Fightclub
Een paar keer dachten we dat er nog een andere kaper op de kust was. Dan gaat het erom wie het sterkste is en vechten ze tot ze er letterlijk bij neervallen. Dat schijnt helemaal een spektakel te zijn: die enorme geweien die om elkaar heen draaien en tegen elkaar aan kletsen.

Volgend jaar wil ik weer, en dan met een beter fototoestel!

Allesbehalve saai

Stilleven met vergulde bokaal, 1635

Stilleven met vergulde bokaal, Willem Claesz. Heda, 1635

Stillevens vond ik altijd zo saai. Zo stil… Totdat ik bij een rondleiding in het Rijksmuseum meegevoerd werd naar dit stilleven van Willem Claesz. Heda. De rondleidster liet me met andere ogen naar dit schilderij kijken.

Ze voerde onze blik over het gesteven tafellinnen langs de zilveren schaal die speelt met de zwaartekracht door net niet te vallen. Onze blik gleed verder langs de glibberig glanzende oesters die eruit zien of ze pas uit de zee komen. Verder naar het groene glas waarin een raam weerspiegelt. Ze vertelde dat het glas met de bolletjes aan de voet een roemer heet. Die bolletjes zijn trouwens geen misbaksels van de glasblazer. Deze zijn bewust aangebracht zodat het glas niet uit de vette vingers zou glijden. Zou nu ook nog best handig zijn bij fingerfood of spareribs.

Pronken met je waren
Hans den Hartog Jager schrijft in zijn boek Dit is Nederland in tachtig meesterwerken dat stillevens aan het begin van de 17e eeuw niet erg in trek waren. Historiestukken met woeste gevechten, portretten en landschappen waren veel populairder. Maar toen de welvaart toenam veranderde dat. Hoe kan je nu beter je rijkdom showen dan met een rijkelijk gedekte tafel met zilverwerk en luxe etenswaren? Met een rijk banket én een eeuwig houdbare reproductie daarvan aan de wand.

Verstilde schoonheid
Zoals op veel stillevens ontbreekt ook hier de gekrulde citroenschil niet. In glas-en zilverwerk, schillen of overrijpe vruchten kon de kunstenaar naast de schoonheid en vergankelijkheid van het leven ook zijn eigen vakmanschap laten zien. Het is inderdaad knap werk om de illusie van een gedekte tafel te wekken met louter verf op een plat vlak. Ik doe het hem in elk geval niet na. De luttele pogingen die ik heb gedaan zijn faliekant mislukt…

Bronnen: Rijksmuseum.nl, Dit is Nederland in tachtig meesterwerken, Hans den Hartog Jager

 

Verloren flessenpost

flessenpost

Zweven door de lucht
Een duik in vogelvlucht

Deinen met de getijden mee
Op de golven van de zee

Aanspoelen op het strand
Half weggedoken onder het zand

Tot ik word gejut
Woorden uit mij geput

Mijn ware bestaan
Zoals het altijd is gegaan

Aanspoelen op het strand
Half weggedoken onder het zand

Inwendig ben ik boos
Mij verzetten is kansloos

Ik voel me verloren
Als nooit tevoren

Nu ik rechtop ben geplant
In een houten fietsmand

_________________________________________________________________________

Foto van Christel – Woorden jutten aan zee 2014

De anti-koolhydratenfundamentalist

noten

We rijden station Utrecht nog niet uit of de slanke brunette tegenover me diept een bakje uit haar Versace-tas. Als een vogel pikt ze een voor een noten en zaden uit het bakje en werkt ze stelselmatig naar binnen. Pfff, weer zo iemand die de godganse dag eet en toch slank blijft. Geërgerd kijk ik naar buiten en in de spiegeling van het raam zie ik mezelf. Vergeleken bij haar voel ik me een dikke vette pad.

Ze is vast en zeker zo’n discipel van de nieuwe gezondheidsmessias Kris Verburgh. Geen suiker, geen zuivel, zelfs geen aardappel of rijst predikt hij! Heel de schijf van vijf schiet hij met zijn Voedselzandloper aan flarden. Niets laat hij ervan heel. Heel de voedselketen zet hij op z’n kop.

Ik begrijp niets van zijn ingewikkelde formules en plaatjes van enzymen, glucose, sucrose en de glycemische index. Als een ware fundamentalist probeert hij mijn zwakke geest te bewerken en zaait hij angst: als je zo blijft eten is er geen ontkomen aan. In het raam zie ik een lijntje in mijn oorlel die me niet eerder is opgevallen. Dat is toch niet het ‘Frank-teken’? Volgens Kris duidt dat op een verhoogde kans op een hartaanval en zijn mijn dagen al geteld. Een gerimpeld vel, hart- en vaatziekten, diabetes, dementie en complete aftakeling liggen op de loer. Het is niet de vraag of je ten onder zult gaan, maar alleen wanneer.

Ik heb honger, maar iets houdt me nu tegen mijn boterham met roomboter en kaas te pakken. Ergens in mij fluistert een stemmetje: ´ja ik wil ook als een slanke twintiger over het strand huppelen en aanbeden worden door jonge mannelijke adonissen. Ja, ik wil.´ Een mantra echoot door mijn hoofd: ´Gij zult geen koolhydraten meer eten of gij belandt in de hel met alle andere witbroodeters. Maar er is nog hoop: bekeert ge tot quinoia en chiazaad en u maakt nog kans op een plaatsje in de gezonde hemel van eeuwige jongelingen.´

Op de cadans van de trein sukkel ik in slaap. Ik droom dat een volgeling van de Voedselzandloperssekte me heeft gehypnotiseerd en ontvoerd naar Quinoa-land. Geblinddoekt en geketend krijg ik te horen dat vanaf nu mijn dagelijkse voedsel uit fruit, noten en zaden bestaat. Als een junk die cold turkey afkickt, lig ik kwijlend aan de ketting en krijg een visioen van een boterham met volvette roomboter en mierzoete jam. Als de trein vaart mindert, schrik ik wakker.

De trein rijdt station Amersfoort binnen en de slanke brunette is uitgeknaagd. Met een zwierig gebaar slingert ze haar lege voederbakje in haar Versace-tas en schrijdt als een sierlijke kraanvogel op haar stilettohakken het perron op.

Ik denk weer aan de Voedselzandloper en het irriteert me, híj irriteert me met zijn gepreek over een leven lang fit en een eeuwige jeugd. Iedereen moet toch een keer ergens aan dood gaan? Ik pak mijn boterham met kaas uit mijn tas en neem een flinke hap. Heerlijk!

Op een kort leven lang genieten!

Hoofd in de wolken

Couple aux têtes pleines de nuages

Couple aux têtes pleines de nuages, Salvador Dalí, 1936, Museum Boijmans Van Beuningen

Zij buigt haar hoofd heel teder naar hem. Hij laat zijn schouder iets zakken, zodat ze er beter bij kan. Samen staren ze in de verte – samen zíjn ze de verte. Een mooi beeld om bij weg te dromen, om jezelf in te verliezen.

Dit schilderij van Salvador Dalí heet Couple aux têtes pleines de nuages. Hun hoofden zijn inderdaad gevuld met wolken. Niet met lieve witte schapenwolkjes, maar wit-grijze wolkenflarden aan een strakblauwe hemel.

Ik zit ook wel eens met mijn hoofd in de wolken. Of de wolken zitten in mijn hoofd. Wazig ben ik dan, niet in staat om helder te denken. Gelukkig drijven de wolken ook weer voorbij en wordt de lucht weer helder.

Dit schilderij heeft iets teders en tegelijk verontrustends. Gekreukelde witte damast op bijna lege tafels. Elk een eigen tafel lijkt me nou niet zo heel gezellig. De gedaanten in de bijna lege woestijn lijken qua vorm en positie een soort representant van het lege glas met lepeltje, zwarte doosje en trosje druiven op de verder lege tafels. Wat zou dit alles betekenen?

Een raadselachtige leegte die zich niet laat oplossen…

Couple aux têtes pleines de nuages is onderdeel van de collectie van Boijmans van Beuningen 

Spoorzoeker aan zee

Terschelling

Waarom een andere schrijversnaam? Ik heb al een hele mooie die goed bij mij past. Dat was mijn eerste reactie op de vraag een schrijversnaam te kiezen voor het schrijfweekend met Pasen.

Maar de vraag liet mij niet los en bleef de dagen erna door mijn hoofd spoken. Langzaam rijpte het idee toch een andere schrijversnaam te kiezen. Wat past bij mij en bij het schrijfweekend?

De spoorlijn van Utrecht naar Harlingen volgen, het schuimspoor die de veerboot door de Waddenzee trekt, mijn sporen van andere jaren terugzoeken en vinden op Terschelling.

Mijn neus in de lucht steken en me door de zilte zeelucht mee laten voeren naar vroeger. De zandkorrels die talloze verhalen in zich dragen tussen mijn vingers door laten glijden. De horizon afturen en me afvragen waar de schepen vandaan komen en naartoe gaan – welke verhalen de bemanning met zich meedraagt.

De sporen op het strand volgen die zomaar ineens ophouden. Het spoor bijster zijn en dan weer terugvinden. Soms het spoor van iemand anders volgen, dan weer mijn eigen spoor kiezen.

Ja, nu weet ik het heel zeker. Ik kies toch een andere naam: Spoorzoeker aan zee.

______________________________________________________________

Lees ook mijn relaas over onze wandeling naar zee die hoopvol begon…