Trip down back to memory lane

Een vriendin stelt me voor om samen naar een tijdelijke tentoonstelling in de Lakenhal in Leiden te gaan. Zij is helemaal blij dat de tentoonstelling wegens corona is verlengd en er nog net naartoe kan. Ik heb eerder werk van de viltkunstenaar Claudy Jongstra gezien en kon er toen niet zo veel mee. Ik loop dus niet meteen warm, maar laat me graag verrassen.

Wel kijken, niet voelen

Bij de entree krijgen we een kaartje in handen gedrukt met de tekst “Zijn we in deze tijd, waarin we zintuiglijk verarmd zijn, nog wel in staat om onze zintuigen écht te gebruiken?”. Interessante vraag. Ik mag graag overal aan voelen én ruiken. Mijn vriend lacht mij daar wel vaak om uit: ‘Je bent toch geen hond?’. Maar gebruik ik verder wel écht al mijn zintuigen? Poeh! Daar weet ik niet één, twee, drie het antwoord op.

Het vilt bij de tentoonstelling nodigt mij vooral uit om aan te voelen. Helaas moeten we het door de veiligheidsmaatregelen doen met het plukje wol onderaan het kaartje.

Dwalen door zalen

Na de entree stuiten we op twee blauwe bordjes met Claudy Jongstra: één naar links en één naar rechts. Even ben ik van mijn stuk. Keuzestress! Ik mag altijd graag de aangegeven looproute volgen, omdat ik ervan uitga dat de makers van de tentoonstelling daarbij een logische volgorde hebben bedacht. Ienemienemutte! We slaan rechtsaf en volgen de blauwe bordjes, de trap op, en zo dwalen we van zaal tot zaal speurend naar de blauwe panelen met de uitleg bij de werken. En in onze L@kanapp voor de audiotour. Kijkend naar haar werk, luisteren we naar de toelichting van Claudy zelf en de beleving van Vincent Bijlo. Hij mocht wel overal aankomen! Zo ervaren we de werken ook een beetje via Vincent zijn vingers. Doordat de tentoonstelling verspreid is over de zalen kom je ook meteen in aanraking met de vaste collectie en leer ik dat de ‘lakens’ waarmee Leiden in de Gouden Eeuw rijk werd, het woord is voor een van wol geweven stof die daarna is vervilt en geschoren. Daardoor wordt de stof warmer en sterker.

Vervlogen herinneringen

We stuiten op een vitrine met allerlei instrumenten – voor het scheren van schapen tot en met het spinnen en kleuren van de wol. Bij het zien van de spintol denk ik weer terug aan de logeerpartijen bij tante Truus. Zij spon van de ruwe wol garen om te breien en te weven. Wanneer ik bij haar logeerde mocht ik zelf ook garen spinnen. In de hoek van haar kleine woonkamer in Hoogezand stond een weefgetouw dat de halve kamer vulde. Voor mijn verjaardag gaf ze mij een een klein weefgetouw voor op tafel. Hele middagen zat ik thuis te weven met stroken oude lompen. Een schok van herkenning gaat door met heen bij het zien van het enorme werk Nine. ‘Die blauwe geweven stukjes, dat maakte ik vroeger thuis!’ Door te lezen dat ze zelf Drentse heideschapen hoedt, ben ik weer dat kleine meisje dat met papa en mama ging wandelen op de Dwingeloosche heide. Met als beloning in het vooruitzicht een pannenkoek met stroop bij de pannenkoekenboerderij in Borger.

Wolkunstenaar of activist

Op haar eigen website zegt Claudy dat ze heel lang ´wolkunstenaar´ is genoemd, maar een activist is. Omdat ze mensen wil aansporen actie te ondernemen. Ik vind dat jammer, omdat een kunstenaar in mijn beleving mensen juist via de kunst op verschillende manieren beroert en beweegt. Of dat nu alleen via de ogen of oren is, of via alle zintuigen…

Een illusie armer

Wanneer ik het schilderij Wanderer über dem Nebelmeer voor het eerst zag, weet ik niet meer. Dat het mij sindsdien niet meer loslaat, weet ik wel. Dus toen zomer 2020 door corona onze trip naar Amerika niet doorging en Jasper voorstelde dan maar met de auto naar Duitsland te gaan, wist ik meteen onze bestemming: de plek waar Caspar David Friedrich dit schilderij maakte. Tenminste dat dacht ik…

Elbe bij Bad Schandau

Rivier de Elbe bij Bad Schandau

In de voetsporen van de grote schilder

Al Googlend beland ik op de Caspar David Friedrich Weg – een onderdeel van de 115 kilometer lange Malerweg – in de Sächsische Schweiz. Dat wordt ons reisdoel. Nadat we op een mooie zonnige ochtend vanuit Bad Schandau met het veerbootje naar de overkant van de Elbe zijn gevaren, zoeken we het startpunt van de wandeling. We volgen een stukje de rivier tot we bij het eerste informatiebord komen met daarop de uitleg wat hij daar schilderde.

Zo lopen we van bord naar bord en turen we door de dichte begroeiing heen om te ontdekken wat de schilder daar zag. Soms vangen we een glimp op van een stukje rots, maar vaker zitten de bomen in de weg en moeten we het van de plaatjes op het paneel hebben. Gelukkig is de wandeling zelf ook mooi, maar toch toch voel ik een soort onrust om het ware doel van mijn reis te bereiken. Bij elk paneel word ik ongeduriger. Waar blijft nou dé hotspot?

Reinhardtsdorf-Schöna, Sächsische-Schweiz

In geen velden of wegen te bekennen

Na een Kafé met Kuchen op een terras met prachtig uitzicht lopen we terug naar de wandelroute. We zijn al over de helft dus nu kan het niet lang meer duren tot we op de magische plek komen. Hoe vaak heb ik daar afgelopen weken al niet van gedroomd? Ondertussen hebben we de rotspartijen achter ons gelaten en lopen we door de velden. En precies daar in die velden stuiten we op een informatiepaneel met een afbeelding van hét schilderij. Ik kijk nog eens goed om me heen en herken toch niets van het beroemde werk. Nog los van het feit dat het een stralende dag is zonder mist. Hoe kan dat nou?

Een illusie armer en een ervaring rijker

Tot nu toe was elk paneel een soort kijkwijzer waarbij je blik op de rotspartijen werd gericht die Friedrich had geschilderd. Maar juist nu ik bij een afbeelding van mijn droomschilderij ben beland vind ik geen aanknopingspunten om mij heen. En dan helpt het informatiebord mij uit de droom: het is letterlijk een droomschilderij. Een fantasielandschap gebaseerd op vijf eerdere schetsen en tekeningen.

Wanderer über dem Nebelmeer, Caspar David Friedrich, ca. 1817

Nadat ik van de eerste teleurstelling ben bekomen, lopen we verder. Oké, ik heb mezelf niet letterlijk de Wanderer über dem Nebelmeer kunnen wanen. Maar ik vind het wel een romantisch idee dat dit landschap aan zijn fantasie is ontsproten en dat deze eenzame figuur mijmerend over de zee van mist misschien wel hijzelf is. Caspar David Friedrich was tenslotte een schilder van de Duitse romantiek.

De kriebels

Toen ik op een zondagmiddag in het Museum Ludwig in Keulen tegenover dit schilderij stond, kreeg ik de kriebels. Hoe die dokter daar staat met de injectienaald in zijn hand. De stoel op de achtergrond doet me denken aan een elektrische stoel. Brrr…

Portret van Dr. Hans Koch, Otto Dix, 1921

Portret van Dr. Hans Koch, Otto Dix, 1921

Als ik nog een tweede keer kijk, zie ik de beugels die aan de stoel bevestigd zijn. Het lijkt me idioot hoog, maar ik neem aan dat deze bedoeld zijn voor vrouwen om hun benen in te leggen. Dat geeft me nog meer de kriebels. Zo’n dokter Kreep die tussen je benen kijkt. Jakkes!

Nare ervaring
Dat herinnert mij ook aan mijn eigen eerste ervaring met een gynaecoloog. Ik was een jaar of zeventien en keek nou niet echt naar het bezoek uit. Naast dat het niet helemaal pijnloos was, was het vooral heel ongemakkelijk, heel gênant. Toen de arts klaar was, bleef hij net iets te lang bij mijn buik dralen om vervolgens met zijn handen omhoog te klimmen. Ik had dan geen ervaring met gynaecologen, maar mijn instinct zei dat dit niet pluis was. Dus ik ging zo snel als ik kon vanuit die ongemakkelijke positie rechtop zitten, zwaaide mijn benen over de rand en griste mijn kleren bij elkaar. Terwijl ik me vliegensvlug aankleedde mompelde ik met mijn gezicht naar beneden gericht dat we ‘volgens mij’ wel klaar waren. Vervolgens snelde ik naar de deur en verliet met verhitte wangen de ruimte.

Jaren later vertelde de moeder van een vriendin dat zij een soortgelijke ervaring met deze arts had en dat hij na meerdere aangifte ontslagen was. Ik ben opgelucht dat hij uiteindelijk gepakt is, maar boos dat sommige kerels dus op die manier misbruik van hun positie kunnen maken.

Op het bijschrift bij het schilderij lees ik dat deze arts geen gynaecoloog is, maar een uroloog. Iemand die zich bezighoudt met de nieren en urinewegen van mannen en vrouwen. Het is dan wel een ander specialisme, maar ze begeven zich beide op hetzelfde intieme vlak. Of in dezelfde gevarenzone… Het is maar net aan welke gek je bent overgeleverd.

Te mooi om waar te zijn

Als de TGV op een zonnige zaterdagmorgen Gare du Nord binnenrijdt, sta ik al met mijn tas over mijn schouder bij de deur. Plassen in de trein vind ik smerig dus wilde ik wachten tot we bij het hotel zijn. Dat moment kan niet al te lang meer op zich laten wachten.

Met een volle blaas loop ik achter mijn vriend aan. We stoppen voor een café in Quartier Latin. Het nummer klopt. Hier moet het zijn. Tussen een paar muffige mannen door wurmen we ons naar de bar terwijl de rook ons in het gezicht slaat. De barman begroet ons met een norse ‘bonjour’. Nadat mijn vriend het papiertje met de reservering heeft laten zien, geeft hij ons de sleutel en knikt naar de deur aan het einde van de bar. De verlossing is nabij.

Als we de deur door stappen, zijn de muren net zo vergeeld als in het café zelf. We lopen de smalle, krakende trap op. Sommige traptreden buigen gevaarlijk door en de leuning durf ik niet te gebruiken. Twee trappen, drie… ik knap bijna. Vier trappen en dan zien we het nummer van onze kamer. Ik maan mijn vriend de kamerdeur snel open te maken. We stappen over de drempel en zien een kamer met één raam en één twijfelaar onder de balken. Geen andere deur, dus geen w.c.

Ik ren terug naar de gang en open de eerstvolgende deur die ik zie. De stank van urine walmt me tegemoet, maar ik heb geen keuze meer. Snel laat ik mijn broek zakken. Opgelucht duw ik mezelf weer overeind. Als ik weg wil lopen, plakken mijn voeten vast aan de vieze vloer. Zo smerig heb ik het nog nooit ergens gezien. Zelfs niet in de kroeg.

Terwijl ik met hangende schouders terugloop naar de kamer komt er net een oude man de trap op. Met zijn grijze klitterige haar en oude kleren heeft ie veel weg van een clochard. Teleurgesteld kijk ik mijn vriend aan. Ik had toch een iets andere voorstelling van een romantisch weekendje Parijs. ´Tja,´ reageert mijn vriend, ´het was ook te mooi om waar te zijn voor zo weinig geld op zo´n topplek. Maar ach, het bed is wel schoon.´ We besluiten daarom toch maar te blijven en van de stad te gaan genieten.

Die avond lopen we, voor we terug naar ons ´hotel´ gaan, eerst langs de McDonald´s voor een sanitaire stop. Nadat we uiteindelijk ondanks de herrie onder ons toch in slaap zijn gevallen, word ik tegen vier uur weer wakker. Radeloos staar ik een tijdje naar het plafond. Ik moet plassen en kan het niet tot de ochtend ophouden. Met grote tegenzin doe ik het licht aan en slinger mijn benen over de bedrand. Als ik me voorover buig om mijn schoenen aan te trekken, valt mijn oog op een grote lege waterfles. Ik graaf in mijn toilettas en vind het nagelschaartje die ik zonder aarzeling in de waterfles boor. Centimeter voor centimeter knip ik de fles in tweeën. ‘Wat doe je?’ klinkt er vanuit het bed. Dan ziet hij al waar ik mee bezig ben. Hij kan zijn lachen niet inhouden als ik met veel gestuntel de fles vul.

Nooit probeer ik meer voor een dubbeltje op de eerste rang te komen, neem ik me heilig voor.

________________________________________________________________________

Dit verhaal dat zich eind jaren negentig afspeelde, kwam weer bij me op tijdens het schrijfcafé van Nanda Huneman in het LHC. Gelukkig kan je tegenwoordig eerst reviews over een verblijf checken op internet.

Bron afbeelding: blog.mcwilliams.ca

Dertien minuten

Ik sta op de klokkentoren ‘Torre dell’Orologio’ in Lucca en heb alle tijd van de wereld. Vandaag kan ik zoveel kerken bezoeken als ik wil. Alleen zijn er hier niet zoveel spraakmakende.

Hoe anders is dat in Rome of Florence. ‘Vandaag mag je één kerk bekijken. Je mag er zolang blijven als je wilt. Als het maar bij één blijft.’ Dat was wat Jasper zei tijdens ons laatste bezoek aan Florence. Dat moest dan wel de ultieme, meest bijzondere kerk allerkerken worden. Een unieke beleving die ik nooit zou vergeten. Keer op keer las ik de beschrijvingen in de Lonely planet door. Keuzestress kroop in mijn lijf. Eén kerk Barbara, kies één kerk. Diezelfde vakantie waren we ook op bedevaart naar de ultramarijn-blauwe Scrovegni-kapel van Giotto in Padova geweest. Toen ik las dat in de Santa Maria Novelle een werk van Giotto hing, gaf dat de doorslag. Santa Maria Novelle zou het worden.

Daar aangekomen nam ik gretig de audiotoer in ontvangst. Meter voor meter tastte ik met mijn ogen de wanden, vloeren en het plafond af. Giotto, Masaccio, Filippino Lippi en nog veel meer kunstenaars die ik herkende uit de lessen kunstgeschiedenis. Zo doolde ik gelukzalig door de immense kerk. Jasper was allang afgehaakt en had zich, nadat hij foto’s had gemaakt, geïnstalleerd in de binnentuin. Ik mocht hier zo lang blijven als ik wilde, dus dat deed ik dan ook.

Na ongeveer anderhalf uur was mijn geest verzadigd en verlangde mijn buik naar iets anders dan geestelijke verrijking. Dus zocht ik Jasper die glimlachend zei: ‘Je wordt nog eens een non.’ Samen slenterden we verder door de stad, op zoek naar een schaduwrijk terras. Deze keer hadden we gelukkig nog energie om de rest van de stad te ontdekken. Hoe anders was dat toen we de eerste keer in Florence per se het hele Uffici wilden zien. Totaal uitgeput vielen we toen op het eerste het beste grasveld neer om geen stap meer te verzetten. Zoveel indrukken, zoveel schoonheid. Er schiet me te binnen dat er zoiets bestaat als een ´Florence-waan´. Mensen die totaal doorslaan na het zien van alle schoonheid om hen heen. Het wordt het ´Florence Syndroom´ of ´Stendahl Syndroom´ genoemd. Dat gebeurt natuurlijk niet alleen in Florence. Ook in Rome weet je van gekkigheid niet meer waar je moet kijken. Welke kerk je toch maar voorbij moet lopen zonder naar binnen te gaan. Ook in de St. Pieter en de Sixtijnse kapel in Rome waren mijn benen al moe en mijn hoofd vol voordat ik alles goed had kunnen bekijken. Het bekende gevoel bekroop me; dit is mijn enige kans. Ik moet alles hebben gezien, anders telt het niet.

Hoe anders is dat vandaag in Lucca. Ik sta hier op de toren, kijk naar de typisch Toscaanse rode daken en vierkante torens om mij heen. Ik geniet van het uitzicht op de glooiende Apennijnen erachter. Verder hoef ik even helemaal niets. Een klein overzichtelijk stadje omringd door stadsmuren zonder echte hoogtepunten. Dus ik kan ook even echt niet zoveel. Ik ben blij dat ik de lat eens een keer laag heb gelegd, rekening houdend met mijn nog niet helemaal fitte lijf en de Toscaanse hitte. Ik loop na ruim een half uur mijmeren, schrijven en foto´s maken naar beneden en bedenk me dan ineens. Het zou natuurlijk wel gaaf zijn de vier enorme bronzen klokken boven mijn hoofd te horen luiden en het radarwerk te zien bewegen. Dus draai ik me resoluut om en loop de paar trappen weer terug naar boven. Dertien minuten wachten nog. Even voel ik onrust opkomen. Dertien hele minuten wachten? Dan bedenk ik me dat ik dit als een meditatiemoment kan zien. Oh ja, het is goed zo. Rustig kijk ik weer om mij heen. Naar een toeriste met een fiks toestel, die met veel aandacht foto’s maakt. Telkens schuilt ze achter een stukje muur om het resultaat te bekijken, draait aan wat knoppen voor ze de volgende foto maakt. Ik probeer te ontdekken welk merk camera ze heeft. Jasper heeft een Canon. Dan bedenk ik me ineens dat het eigenlijk onzin is om te weten of ze dezelfde camera heeft als mijn vriend en laat ik het los. Weer kijk ik op mijn telefoon: nog vijf minuten. Ondertussen zijn al heel wat mensen voorbij gekomen. Een oudere Engelse praatgrage dame die net op de trap een Engelse heer heeft ontmoet, waarvan ik dacht dat het haar man was. Een jong Italiaans stel dat in het kwartiertje hier boven een hele fruittas verorbert. Een Duits gezin waarvan de man wil dat zijn vrouw tegen haar zin pal onder een van de vier klokken gaat staan. Een Amerikaanse moeder die haar jonge zoon met geduld uitlegt hoe hij het plein van het oude Romaanse Amfitheater kan zien door hem met zijn ogen het labyrint van daken vanaf de toren te laten volgen. Zijn opgetogen reactie als hij het plein ziet.

Als ik opnieuw kijk, is het 13:02 uur. De klokken luiden dus niet. Een licht gevoel van teleurstelling bekruipt me. En dan corrigeer ik mezelf: ach, hoe erg is het? Je hebt toch mooie foto’s van het stilstaande radarwerk? Mijn maag en zwalkende benen laten me ondertussen weten niet meer tevreden te zijn met die ene sloffe Lu-cracker dus vis ik beneden aan de toren nog een tweede uit mijn rugzak. Een Amerikaanse toeriste naast me vraagt of ik Engels spreek. In lange uithalen en met weidse gebaren vertelt ze dat ze in een kledingwinkel aan het rondkijken was toen ze ineens een jonge Aziatische zwangere vrouw met haar portemonnee in haar hand zag. Met hoge luide stem vervolgt ze: ‘I just gripped it from her hand. So you know. Be careful!’ Dan wensen we elkaar nog een fijne dag en loopt ze weg. Ze draait zich nog een keer om en roept: ‘Be careful!’

Met een beetje hernieuwde energie zoek ik een lunchplekje. Ook daarin zijn mijn ambities vandaag lager. Het hoeft nu niet dat ene bijzondere plekje te zijn waar geen toerist komt en dat alleen ik heb kunnen vinden. Dat is in het Brugge van Italië sowieso kansloos. Mijn enige eisen: licht verteerbaar en schaduwrijk. Ik loop het Amfitheater-plein op, scan het eerste menu op salade, loop één terrasje verder, voel een warme wind en loop terug naar de eerste. Als ik de menukaart in handen krijg, weet ik al wat ik wil en gelukkig staat het op de kaart: een salade met tonijn en ei. Mijn nog licht onrustige maag ontvangt de lichte salade zonder gemor. Hèhè, we zijn op de goede weg terug.

Ik kijk om me heen en denk onwillekeurig terug aan het Toscaanse stadje Sienna. Dat heeft ook een ovaal plein met hoge huizen eromheen. Of was het rond? Dat plein loopt een beetje schuin af. Elk jaar zijn er wedstrijden met paarden waar het hele stadje vanuit de wijde omgeving voor volloopt. Ook toeristen komen erop af. Wij waren er gelukkig op een normale dag. Die spektakels hoeven niet van mij. En zeker niet met paarden. Net als stierenvechten vind ik het pure dierenmishandeling, alleen maar voor plat vermaak. Waar ik ook een hekel aan heb, is de straatmuzikant die net op het plein neerstrijkt. Als vervelende zoemende muggen verstoren de meeste straatmuzikanten je eetlust. Daarna komen ze als honden met de pet bij je tafeltje schooien. Gelukkig zit ik deze keer op de achterste rij en blijft hij bijna midden op het plein. De eigenaar van een café aan de overkant maakt hem ook snel duidelijk dat zijn muziek niet sfeerverhogend werkt. Dus blaast hij snel de aftocht.

Ook ik pak daarna mijn boeltje en kijk op mijn telefoon. Helemaal tijdloos leven kan ik vandaag niet. Ik reken uit hoe laat ik de trein terug naar Pietrasanta moet hebben voor de laatste bus naar onze villa boven op de berg. Genoeg tijd nog voor de grote witte kathedraal, want een stad bezoeken zonder één kerk binnen te gaan is toch zoiets als zonder onderbroek de deur uitgaan. Rustig loop ik die kant op…

De twee gezusters

Pavane pour un marquis défunt

Pavane pour un marquis défunt, J.H. Moesman, 1963, Centraal Museum

Toen ik van de week voor dit schilderij stond, moest ik denken aan een borstbeeld dat ik een paar keer heb gezien in het Rijksmuseum. 

De dame op het schilderij Pavane pour un marquis défunt kijkt verdrietig naar beneden. Bijna net als haar gebeeldhouwde zuster Maria die rouwt om haar gestorven zoon. Hun beider hoofden zijn keurig bedekt en ook hun hals is volledig verborgen onder de gedrapeerde stof.

Daar houdt de gelijkenis dan ook meteen op. Als je je blik iets laat zakken, stuit je op twee borsten die sneu en slapjes over de sokkel hangen waarop haar bovenlijf rust. Daardoor krijgt het tafereel iets pornografisch. Maar door haar serieuze naar beneden gerichte blik is de associatie met een Playboy-pakje ver te zoeken. De naargeestige ruïne op de achtergrond met slechts twee verlichte ramen en de kale bomen in de duistere nacht zijn nou ook niet bepaald sfeerverhogend.

Maria als Mater Dolorosa (Moeder van Smarten)

Maria als Mater Dolorosa (Moeder van Smarten), Pietro Torrigiani, ca. 1507 – ca. 1510, Rijksmuseum

Zou Moesman het beeld van de kunstenaar Pietro Torrigiani ook in het Rijksmuseum hebben gezien en erdoor zijn geïnspireerd? Hij gebruikte wel vaker voorbeelden, zoals krantenknipsels. Net als Marlene Dumas.

Ik denk dat Torrigiani zich in zijn graf zou omdraaien bij het zien van dit schilderij.

Of zijn beeld daadwerkelijk als voorbeeld heeft gediend? We zullen het nooit weten. Maar voor mij staat de gelijkenis als een paal boven water.

________________________________________________________________________

Sinds de heropening van het Centraal Museum is het schilderij Pavane pour un marquis défunt van de Utrechtse schilder J.H. Moesman permanent te zien bij de Wereld van Utrecht.

Maria als Mater Dolorosa van de Italiaanse kunstenaar Pietro Torrigilani is permanent te zien in de middeleeuwse vleugel van het Rijksmuseum.

 

Niets is zwart-wit

Voor ze in de donkerte van het depot verdwenen, liep ik altijd even bij ze langs. En altijd kreeg ik dan een glimlach op mijn lippen van de man met de baret op die je meesmuilend aankijkt. Een mooi contrast met de andere man die juist diep in gebed verzonken lijkt te zijn. Verder dan er even langslopen en een blik op werpen, deed ik niet. Gelukkig zijn ze nu weer terug en kan ik wat langer bij ze stilstaan.

Democritus en Heraclitus

Democritus en Heraclitus, Johannes Moreelse, ca. 1630, Centraal Museum

Jantje lacht, Jantje huilt
Ik ben gefascineerd door de tegenstelling tussen hun beiden. Het lijkt wel of Democritus (ca. 470 – ca. 360 v.Chr.) iemand uitlacht, maar hij wijst naar de wereldbol naast hem. En Heraclitus (ca. 535 – ca. 475 v.Chr.) ernaast, zou hij zo fanatiek bidden voor God of de mensheid? Democritus kijkt je direct aan, lijkt meer extravert. Heraclitus maakt juist totaal geen contact, is in zichzelf gekeerd.

De twee tegenpolen trekken mij aan. Misschien wel omdat er lichtvoetige mensen zijn die overal de lol van inzien. En mensen die juist zwaarder op de hand zijn. Die soms doorslaan naar somberheid, scepsis. Ik zie deze schilderijen ook als een soort Yin-Yang, zwart-wit, licht-donker. Of als Jantje lacht en Jantje huilt, maar dan niet dezelfde Jantje.

Mensen van de straat
Het bruinige gezicht van beide heren en de ontblote witte schouder van Democritus vind ik erg veel lijken op de stijl van Caravaggio. Dat is niet verrassend. De schilder Johannes Moreelse (ca. 1602 – 1634) was namelijk een van de Utrechtse caravaggisten die naar voorbeeld van Caravaggio echte mensen van de straat schilderde. Zonder hen de zogenaamde ‘Photoshop-bewerking’ te geven.

De witte blouse en licht glanzende stof (velours?) van de mantel van Democritus doet chiquer aan dan de doffe roestbruine stof van Heraclitus zijn gewaad. Dat gewaad doet me denken aan de bruine pij van de ascetische monnik Franciscus van Assisi. Franciscus ontzegde zich alle luxe om te leven in armoede. Zou een mens daar nu echt beter van worden? Eerlijk gezegd betwijfel ik dat. Achter Democritus liggen boeken op een plankje. Dat geeft de indruk dat hij wel een geleerde zal zijn, of in elk geval kan lezen. Nu weten we dat beide heren Griekse filosofen waren. Dus dat klopt wel met het beeld.

Wat kunnen we leren van de heren?
Volgens de informatie van het Centraal Museum ´worden de Griekse filosofen Heraclitus en Democritus vaak samen afgebeeld vanwege hun tegengestelde visie op de mensheid. Al in de oudheid stond Heraclitus bekend als de ‘huilende filosoof’, die treurt om het lot van de mensheid. Democritus moest lachen om de absurditeit van de mensheid. De vergankelijkheid van de mens, Vanitas Mundi, was een populair thema in de 17de eeuw. De twee filosofen met de globe, symbool voor de mensheid, dragen deze boodschap uit: wenen of lachen, het verandert niets aan ons bestaan.´

Ik kan me wel in deze boodschap vinden. De wereld en onze kijk op de wereld zijn niet zwart-wit. Om met de woorden van Joost Zwagerman te spreken: ‘Alles is gekleurd.’

_________________________________________________________________________

Heraclitus en Democritus zijn nu weer te zien als onderdeel van ‘De wereld van Utrecht’ in het Centraal Museum

De wortels van Jan Toorop

Ik krijg een unheimisch gevoel bij dit schilderij. Een klein meisje met een blanke huid in een vrolijk jurkje wordt omkranst door een baan van licht op een open plek in een dicht bos. 

Ze is omgeven door kronkelende boomwortels en duivelse bomen met takken als tentakels die een danse macabre lijken uit te voeren. Je laat zo’n klein kindje toch niet alleen in zo’n creepy bos? Zelfs als volwassene zou ik daar niet in mijn eentje willen zitten, ook niet met zijn tweeën. Toch lijkt het alsof het peutertje zich prima op haar gemak voelt. Nietsvermoedend zit ze in haar eentje zit te spelen, terwijl ze wordt ingesloten door het onheilspellende donker.

De nieuwe generatie, Jan Toorop, 1892

De nieuwe generatie, Jan Toorop, 1892

Als je wat langer naar het schilderij kijkt, blijkt dat ze toch niet helemaal alleen is. Achter de rug van het kleine meisje, half verscholen achter een openstaande deur, staat een wat spookachtige verschijning. Zou dat haar liefhebbende moeder zijn? Hoewel liefhebbend? De dame kijkt in ieder geval niet erg blij en de plantjes in het potje dat ze vasthoudt zijn al verwelkt. Tegelijk verrijst uit de witte kinderstoel van het kleine meisje juist een jong boompje met frisse groene blaadjes. Zou Jan Toorop hiermee juist het nieuwe leven extra kracht willen geven? Waarschijnlijk is het meisje zijn dochter Charley Toorop die het jaar ervoor is geboren. Het schilderij heet natuurlijk niet voor niets De nieuwe generatie.

Ook de telegraafpaal en het stuk rails helemaal vooraan waren eind 19e eeuw tekenen van de nieuwe tijd. Maar hier midden in het bos tussen en over de boomwortels ogen die stadse dingen vreemd misplaatst. Met de struikachtige boompjes op de voorgrond lijkt Toorop juist te verwijzen naar zijn eigen wortels.Deze boompjes groeien op Java waar hij de eerste jaren van zijn leven doorbracht.

Het geheel komt op mij onwerkelijk en tegelijk ongemakkelijk realistisch over. Ook al voelt het ongemakkelijk, toch blijf ik er naar kijken.

_________________________________________________________________________

Het schilderij De nieuwe generatie behoort tot de collectie van Boijmans van Beuningen in Rotterdam. Tot en met 29 mei 2016 te zien als onderdeel van de tentoonstelling Jan Toorop in Gemeentemuseum Den Haag.